LW, ZN, BN

LW, ZN, BN
OLW = onbepaald lidwoord
BLW = bepaald lidwoord
ZN = zelfstandig naamwoord
ZN-e = eigennaam
BN = bijvoeglijk naamwoord
st. BN = stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

LW, ZN, BN
OLW = onbepaald lidwoord
BLW = bepaald lidwoord
ZN = zelfstandig naamwoord
ZN-e = eigennaam
BN = bijvoeglijk naamwoord
st. BN = stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide

De spectaculaire wedstrijd zorgde voor grote vreugde bij het enthousiaste publiek.

Benoem de volgende woordsoorten: 
BLW – OLW – ZN – ZN-e – BN – st. BN

Slide 2 - Slide

Zelfgemaakte tasjes zijn goedkoper en bovendien heel origineel.

Benoem de volgende woordsoorten:
BLW – OLW – ZN – ZN-e – BN – st. BN

Slide 3 - Slide

OLW
BLW
ZN
ZN-e
BN
st. BN
andere
woordsoort
Op
haar
zijden
blouse
draagt
Jolien
een
plastic
broche.

Slide 4 - Drag question

OLW
BLW
ZN
ZN-e
BN
st. BN
andere
woordsoort
Met
vermakelijke
grappen
liet
de
cabaretier
de
Friese
toeschouwers
lachen.

Slide 5 - Drag question

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
bloemist
B
verdriet
C
slim
D
voetballen

Slide 6 - Quiz

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
Venlo
B
verf
C
terras
D
kinderachtig

Slide 7 - Quiz

Wie heeft het laatste stuk taart opgegeten?
Welke woordsoort hoort bij 'het'?
A
BLW
B
OLW
C
andere woordsoort

Slide 8 - Quiz

Ik ga het nu aan jullie uitleggen.

Welke woordsoort hoort bij 'het'?
A
BLW
B
OLW
C
andere woordsoort

Slide 9 - Quiz

Dat is een van mijn mooiste souvenirs.

Welke woordsoort hoort bij 'een'?
A
BLW
B
OLW
C
andere woordsoort

Slide 10 - Quiz

Dat is zeker een slecht plan!

Welke woordsoort hoort bij 'een'?
A
BLW
B
OLW
C
andere woordsoort

Slide 11 - Quiz