Opdrachten blz 150 Zorg dat je 15
bloemen maakt
1 bloem: 5
2 bloemen:1,2,3,4,6
3 bloemen : 7,8
Samenvatting 7.2 basis/kader
Landbouw: akkerbouw (verbouwen van groenten op akker), tuinbouw (fruit en kassen) en veeteelt (dieren).
Voedingsgewassen: planten die verbouwd worden bij de akkerbouw.
Monocultuur: grote akker met één soort gewas.
Plaag: als veel dieren een voedingsgewas bedreigen.
Bestrijdingsmiddelen: middelen die de plaag of ziekten bestrijden. Worden ook pesticiden of gewasbeschermingsmiddelen genoemd.
Kunstmest: precies de mineralen toevoegen die de planten nodig hebben.
Stalmest: poep van dieren uit de stal (koeien, varkens, kippen). Wordt over het land verspreid.
Ammoniak: in stalmest zit veel ammoniak.
Verzuring: ammoniak wat in via de grond in het water terecht komt, zoals sloten naast de akker. Slecht voor planten en dieren.
Bodemverbetering: het losser maken van de bodem zodat de reducenten (bacteriën en schimmels) beter hun werk kunnen doen. En plantenwortels beter groeien.
Veredeling: er ontstaan voedingsgewassen met een combinatie van gunstige eigenschappen.
Kunstmatige inseminatie (ki): sperma van een stier met gunstige eigenschappen wordt ingebracht in de baarmoeder van de koeien.
In-vitrofertilisatie (ivf): uit bevruchte eicellen van ouderdieren met gunstige eigenschappen groeien klompjes cellen. Die worden ingebracht in de baarmoeder van draagkoeien.