H4 Woche 2

Notiere alle Präpositionen (voorzetsels mit dem 4. Fall (naamval)
1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Notiere alle Präpositionen (voorzetsels mit dem 4. Fall (naamval)

Slide 1 - Slide

Notiere alle Präpositionen (voorzetsels mit dem 4. Fall (naamval)
durch, ohne, für, entlang, gegen, um, bis

Slide 2 - Slide

Tijdens de les:

Was weißt du noch? (10 Min.)
Keuzevoorzetsels 41 S. 84 (25 Min.)
Christiane F. (10 Min.)

Slide 3 - Slide

Tijdens de les:
Idioomtoets (15 Min.)
Keuzevoorzetsels 42, 43 S. 84 (20 Min.)
Christiane F. (10 Min.)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Notiere alle Wechselpräpositionen (keuzevoorzetsels

Slide 8 - Slide

Notiere alle Wechselpräpositionen (keuzevoorzetsels
an, hinter, neben, in, unter, vor, zwischen, auf, über

Slide 9 - Slide

Tijdens de les:
Was weißt du noch? (10 Min.)
Schwache Verben Spiel (15 Min.)
Christiane F. (15 Min.)

Slide 10 - Slide

Ablauf
Spielfeld 

Slide 11 - Slide

Vertaal de voorzetsels en noteer de uitgangen
1.  (aan)______ d______Küste gibt es im Sommer viele Deutsche.
2. Sie sitzt (tussen) ________ d____ beiden Freunden.
3. Setzen Sie sich bitte (op) _____ ein______ Stuhl (m)!
4. Der Wagen steht (achter)__________ d_____ Haus.
5. Ich lege es (in) ________ d_______  Schrank (m).

Slide 12 - Slide

Aussprache Vokale mit Umlaut
Op -a, -o of -u
Qualität (lang)
ärgern (kort)
Bäume (lang oi)
blöd (lang)
löschen (kort)
löschen (kort)


früh (lang)
Glück (kort)


Slide 13 - Slide

Klemtoon
meeste Duitse woorden op de eerste lettergreep of eerste deel van samengesteld woord
Schule - Hauptschule

op -ieren, -ei krijgen altijd de klemtoon
telefonieren
Bäckerei
Bücherei
studieren









Slide 14 - Slide