klas1_extra

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Proefwerk:
dinsdag 16 juni 2020
toetsstof

Slide 3 - Slide

1. Persoonsvorm (pv):
Je kunt hem vinden als je de zin in een andere tijd zet.

2. Zinsdelen:
Zet eerst een streep links en rechts van alle werkwoorden.

3. Het werkwoordelijk gezegde (wwg):
Dat zijn alle werkwoorden in de zin. Als het belangrijkste werkwoord (dat is het voltooid deelwoord of het laatste werkwoord in de zin) een koppelwerkwoord is (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen) krijg je een naamwoordelijk gezegde ( nwg ). Als er een nwg in de zin staat nooit een lijdend voorwerp! Dit wordt dan het naamwoordelijk deel.


Slide 4 - Slide

4. Het onderwerp (ow):
Het onderwerp kun je vinden door te vragen: 'Wie of wat + gezegde?' Het antwoord op die vraag is het onderwerp. Er staat altijd een onderwerp in een zin.

================================================================
5. Het lijdend voorwerp (lv):
'Wie of wat + gezegde + ow?' Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.

6. Het meewerkend voorwerp (mv):
Het meewerkend voorwerp kun je vinden door te vragen: 'Aan of voor wie + gezegde + ow + lv?'

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

Wat heeft de miljonair jullie geschonken?
A
Wat
B
de miljonair
C
jullie
D
heeft geschonken

Slide 8 - Quiz

Een boomhut zal voor mijn zieke broer gebouwd worden.
A
een boomhut
B
zal gebouwd worden
C
mijn zieke broer
D
voor mijn zieke broer

Slide 9 - Quiz

Voor de school stond een groep jongens.
A
voor de school
B
een groep jongens
C
stond
D
geen

Slide 10 - Quiz

Die overtreding kostte hem de gele kaart.
A
die overtreding
B
kostte
C
hem
D
de gele kaart

Slide 11 - Quiz

Hij liet haar zijn website zien.
A
hij
B
haar
C
zijn website
D
'geen'

Slide 12 - Quiz

Hij liet haar zijn website zien.
A
hij
B
haar
C
zijn website
D
'geen'

Slide 13 - Quiz

De winnaar wordt een boekenpakket aangeboden.
A
de winnaar
B
een boekenpakket
C
wordt aangeboden
D
'geen'

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Veel mensen zijn energiek met hun gezondheid bezig.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 16 - Quiz

De aanschaf van allerlei apparaten werd onvermijdelijk.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 17 - Quiz

Onderzoeken hadden uitgewezen dat beweging goed is.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 18 - Quiz

Enkele wetenschappers relativeerden die onderzoeksresultaten .
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 19 - Quiz

Ze vinden ze achterhaald.

A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 20 - Quiz

Men heeft zich meer en meer heeft gericht op caloriegebruik en chemische processen.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

mop
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 23 - Quiz

gebruiksaanwijzing
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 24 - Quiz

trouwkaart
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 25 - Quiz

ingezonden brief
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 26 - Quiz

reclamefolder
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 27 - Quiz