1. Plaats en tijd moeten vooraan in de zin of achteraan, maar nooit in het midden.
2. Als je een bepaling van plaats Ên een bepaling van tijd hebt, dan komt eerst plaats en dan tijd. PVT: Plaats voor tijd.
3. Het eerste werkwoord is de persoonsvorm. Soms heb je nog meer werkwoorden; die komen dan direct na de persoonsvorm, of hooguit met een adverb of frequency tussen persoonsvorm en ander werkwoorden.
Voorbeeld: I have finished my homework / I have already finished my homework.