2HV - Fictie vertelperspectieven

2HV - Vertelperspectieven
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

2HV - Vertelperspectieven

Slide 1 - Slide

De ik-verteller
De ‘ik’ is een personage in het verhaal. 
De ‘ik’ vertelt alleen wat hij zelf meemaakt, wat hij weet van anderen en wat hij denkt dat gebeurd is. 
In een verhaal kunnen meerdere ‘ik-vertellers’ voorkomen. 

Slide 2 - Slide

Vertelperspectieven
Ik-vertelperspectief (belevend)

- In de ik-vorm geschreven. 
- In de tegenwoordige tijd geschreven
- De lezer weet alleen wat de hoofdpersoon weet
Ik-vertelperspectief (vertellend)

- In de ik-vorm geschreven
- In de verleden tijd geschreven
- De lezer weet alleen wat de hoofdpersoon weet. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Dit is een tekst met een ……… perspectief
A
hij/zij
B
ik
C
alwetend

Slide 5 - Quiz

Hij-/zij-perspectief
We kunnen het meisje nog een keer de verteller laten zijn in het verhaal: 

Ze loopt in de tuin en ziet een mooie roos. Ze plukt hem.

Als lezers weten we nog steeds alleen wat het meisje weet, maar nu wordt er in de zij-vorm over haar geschreven. Dit noemen we het hij/zij-perspectief (personaal perspectief). 
Dit kan in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd geschreven worden. 

Slide 6 - Slide

De hij/zij verteller
Het verhaal wordt uit de 3e persoon verteld, een hij of zij. 
Deze heeft alleen inzicht in de eigen belevingswereld. 
In een verhaal kunnen meerdere personale vertellers voorkomen. 

Slide 7 - Slide

Vertelperspectieven
Ik-vertelperspectief (belevend)

- In de ik-vorm geschreven. 
- In de tegenwoordige tijd geschreven
- De lezer weet alleen wat de hoofdpersoon weet
Ik-vertelperspectief (vertellend)

- In de ik-vorm geschreven
- In de verleden tijd geschreven
- De lezer weet alleen wat de hoofdpersoon weet. 
Hij-/zij-vertelperspectief

- In de hij-/zij-vorm geschreven
- In de t.t. of v.t. geschreven. 
- De lezer weet alleen wat de hoofdpersoon weet

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Dit is een tekst met een ……… perspectief
A
hij/zij
B
ik
C
alwetend

Slide 10 - Quiz

Alwetend vertelperspectief
De schrijver kan ook kiezen voor een verteller buiten het verhaal

'Ze loopt in de tuin en ziet een mooie roos. Ze plukt hem. De nieuwe tuinman staat om de hoek naar haar te kijken, hij houdt zijn schep stevig vast.'

Als lezer weet je meer dan de hoofdpersoon. Je weet ook wat er met andere personages en wat er op andere plekken gebeurt.  Dit noem je het alwetend vertelperspectief. 
Je kunt in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd schrijven. 

Slide 11 - Slide

De alwetende verteller.
Ook wel: auctoriale verteller genoemd. 
De alwetende verteller weet alles van alle personages, kan vooruitkijken, commentaar geven en de lezer persoonlijk aanspreken. 
De alwetende verteller is GEEN personage in een verhaal. 

(Hangt als een helikopter boven het verhaal)

Slide 12 - Slide

Vertelperspectieven
Ik-vertelperspectief (belevend)

- In de ik-vorm geschreven. 
- In de tegenwoordige tijd geschreven
- De lezer weet alleen wat de hoofdpersoon weet
Ik-vertelperspectief (vertellend)

- In de ik-vorm geschreven
- In de verleden tijd geschreven
- De lezer weet alleen wat de hoofdpersoon weet. 
Hij-/zij-vertelperspectief

- In de hij-/zij-vorm geschreven
- In de t.t. of v.t. geschreven. 
- De lezer weet alleen wat de hoofdpersoon weet
Alwetend vertelperspectief

- In de hij-/zij-vorm geschreven. 
- In de t.t. of v.t. geschreven. 
- De lezer weet meer dan de hoofdpersoon. 
Let op overeenkomsten en verschillen!

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Dit is een tekst met een ……… perspectief
A
hij/zij
B
ik
C
alwetend

Slide 15 - Quiz

Oefenen


Hierna volgen 3 fragmenten. Lees ze goed en bepaald daarna uit welk vertelperspectief het geschreven is. 

Slide 16 - Slide

Ik loop op straat en zie voor mij op de grond een vreemd voorwerp liggen. Het is groen en het geeft de suggestie van beweging. Hoewel het maar een klein hoopje drilpudding lijkt, boezemt het me direct angst in. Ik durf er niet naar te kijken, maar kan mijn ogen niet afwenden. Ik moet. Het wil dat ik het zie.
A
Ik-vertelperspectief (belevend)
B
Ik-vertelperspectief (vertellend)
C
Hij-/zij-vertelperspectief
D
Alwetend vertelperspectief

Slide 17 - Quiz

Hij staat daar, doodstil, aan de grond genageld. Het vreemde voorwerp dat voor hem op de grond ligt, lijkt hem volledig te hypnotiseren. Het gelei-achtige materiaal gloeit. Een vreemde straling lijkt doelgericht zijn weg te zoeken naar zijn ogen. Pieter beeft. Niet in staat zich te bewegen.
A
Ik-vertelperspectief (belevend)
B
Ik-vertelperspectief (vertellend)
C
Hij-/zij-vertelperspectief
D
Alwetend vertelperspectief

Slide 18 - Quiz

Wat Pieter niet wist, terwijl hij aan de stoeptegels vastgevroren naar het vreemde object stond te staren, was dat nog geen vijf minuten daarvoor een ander op die plaats iets verloren was. Een groen, pulserend en zeer gevaarlijk voorwerp. Een voorwerp in paniek meegenomen uit het laboratorium toen daar de hel losbarstte. Toen dokter Hogenstijn zijn creatie niet langer de baas was en zijn collega's met een scalpel te lijf ging.
A
Ik-vertelperspectief (belevend)
B
Ik-vertelperspectief (vertellend)
C
Hij-/zij-vertelperspectief
D
Alwetend vertelperspectief

Slide 19 - Quiz