MBO Niveau 1+2 Gesprekken Voeren

Speaking
Spreekvaardigheid Engels
Niveau 1 + 2
Streefniveau A1
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Speaking
Spreekvaardigheid Engels
Niveau 1 + 2
Streefniveau A1

Slide 1 - Slide

Lesson goals
  • Je gaat oefenen met Engelse spreekvaardigheid op A1 niveau
  • Je leert wat niveau A1 inhoudt en wat je allemaal moet kunnen
  • Je krijgt een aantal voorbeelden te zien van gespreksstarters, gespreksvullers en voorbeeldvragen

Slide 2 - Slide

Gesprekken niveau A1
Op niveau A2 kun je:
  • jezelf voorstellen en basisbegroetingen gebruiken
  • vertellen waar je vandaan komt en de plek beschrijven
  • over familie en collega's praten en een simpele beschrijving van hun uiterlijk geven
  • over kleding, eten, het weer, hobby's, gezondheid en dagelijke activiteiten praten
  • plannen maken voor leuke activiteiten
  • in een hotel in- en uitchecken en in een winkel basisaankopen doen en retourneren


Slide 3 - Slide

Waar wordt tijdens het examen Gesprekken op gelet?
  • Je gebruikt een goede opbouw in je gesprek (start + afsluiting)
  • Je gebruikt voegwoorden (but, and, because, if, etc.)  en lidwoorden correct.
  • Je beheerst genoeg Engelse woordenschat om je uit te drukken in een gesprek en je gebruikt een aantal standaard Engelse uitdrukkingen.
  • Je kunt reageren op vragen en uitspraken.
  • Je gebruikt eenvoudige gesprekstrategieën (vragen om herhaling, gebruik van fillers)
  • Je gebruikt correcte woordvolgorde, bijzinnen, goede werkwoordsvormen, en meervoudsvormen.
  • Je mag nog aarzelingen en pauzes gebruiken en je mag nog met een accent spreken, zo lang je voldoende verstaanbaar bent.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Inhoud Spreekexamen
In de volgende slides komen de onderdelen waar je als niveau 1+2  student aan moet voldoen tijdens je examen, aan bod.

Je ziet korte uitleg, een aantal voorbeelden en een aantal quizvragen om je voorkennis te testen.

Slide 6 - Slide

Starting a conversation
  • Start your conversation by asking how somebody is doing or with a question
  • Make eye contact
  • Tell the person how you are doing

Slide 7 - Slide

Ending a conversation

Slide 8 - Slide

Voegwoorden
Voegwoorden gebruik je om 2 zinnen aan elkaar te plakken. Een aangeplakte zin is een bijzin.



Slide 9 - Slide

Voegwoorden
1. You should study                   you take the test
2. My sister loves apples                  she hates apple pie
3. They went on a long bike ride                     they really wanted to eat at McDonalds!
4. Would you like some drinks first                     can I take your full order?
for
and
before
but
or
yet
because

Slide 10 - Drag question

Voegwoorden gebruik je om 2 zinnen aan elkaar te plakken. Een aangeplakte zin is een bijzin.



Slide 11 - Slide

Standard English expressions
To react to what somebody is saying, you can use standard English expressions

You can find a couple of examples on the right.

Of course, you can use other ones.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

English Word Order
Do you remember?
Who
Does
What
Where
When

Slide 14 - Drag question

walk
My mum and dad
every afternoon
in the park

Slide 15 - Drag question

wie?
bijwoord
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Woordvolgorde met een bijwoord van frequentie
George
outside
tennis
played
never
last summer

Slide 16 - Drag question

Woordvolgorde met een bijwoord van frequentie en een hulpwerkwoord
on time
he
is
always
To be honest,

Slide 17 - Drag question

Engelse Meervoud
meervoud
woord +s
meervoud 
uitzondering
(bijv +es, +oes, +ves)

meervoud =
(bijna) hele woord verandert
mouse
Baby
Kiss
Apple
foot
Scarf
egg
sheep
umbrella
potato
tooth
face

Slide 18 - Drag question

Enkelvoud, dichtbij
Meervoud, veraf
Meervoud, dichtbij
Enkelvoud, veraf
This (dit, deze)
Those (die)
These (deze)
That (dat, die)

Slide 19 - Drag question

Meervoud telbaar (bijv. girls)
Meervoud ontelbaar (bijv. milk)
Enkelvoud telbaar (bijv. girl)
Enkelvoud ontelbaar (bijv. energy)
Little
Many
Much
Few

Slide 20 - Drag question

Werkwoordsvormen
Voor niveau A1 moet je weten hoe je de belangrijkste werkwoordvormen gebruikt:
  • Verleden tijd
  • Tegenwoordige tijd
  • Toekomende tijd 
  • Voltooide tijd

Om hiermee te oefenen, kun je bij studiemeter grammatica oefenen.
Je kunt oefenen op verschillende niveaus (A1 t/m B2).
Voor het spreekexamen op niveau 1+2 moet je Engels op A1 beheersen.

Slide 21 - Slide

Hoe kun je (in het Engels) een gesprek starten?

Slide 22 - Mind map

Wat kun je zeggen als je iets niet begrijpt?

Slide 23 - Mind map

Hoe zeg je dat je het er niet mee eens bent?

Slide 24 - Mind map

Hoe kun je aangeven dat je het ergens mee eens bent?

Slide 25 - Mind map

Hoe kun je het gesprek afsluiten?

Slide 26 - Mind map

Opdracht
Doel:
Je gaat aan de slag met Engelse spreekvaardigheid op A1-niveau (niveau 1+2)
Werkwijze:
In de volgende les krijg je een mondeling (spreken) voor cijfer. Je wordt aan een andere student gekoppeld en jullie moeten samen een Engels gesprek voeren.

Voorwaarden: 
  • Je moet het gesprek op een gepaste manier starten.
  • Je moet ten minste 1 keer om verduidelijking vragen (meer mag).
  • Je sluit het gesprek op een gepaste manier af.

Slide 27 - Slide

All teenagers should work
timer
4:00

Slide 28 - Slide

Mobile phones should be forbidden at all schools
timer
4:00

Slide 29 - Slide

Engels Gesprekken A2

Bedenk zelf een goede vraag.
Werk in tweetallen.
Het gesprekje moet minimaal 4 minuten duren, waarbij je allebei ongeveer 2 minuten aan het woord bent. Houd het op maximaal 6 minuten.


Voorwaarden:
  • Start het gesprek goed op
  • Maak gebruik van voegwoorden (but, and, because, if, etc.) en bijzinnen.
  • Maak gebruik van een aantal gespreksstrategieën 
  • Vraag minimaal 1 keer om verduidelijking
  • Let op de woordvolgorde en tijden
  • Sluit het gesprek goed af

Slide 30 - Slide