MBO Niveau 1+2 Gesprekken Voeren

Speaking
Spreekvaardigheid Engels
Niveau 1 + 2
Streefniveau A1
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Speaking
Spreekvaardigheid Engels
Niveau 1 + 2
Streefniveau A1

Slide 1 - Slide

Lesson goals
  • Je gaat oefenen met Engelse spreekvaardigheid op A1 niveau
  • Je leert wat niveau A1 inhoudt en wat je allemaal moet kunnen
  • Je krijgt een aantal voorbeelden te zien van gespreksstarters, gespreksvullers en voorbeeldvragen
  • Je oefent eerst klassikaal en gaat daarna zelf aan de slag

Slide 2 - Slide

Gesprekken niveau A1
Op niveau A2 kun je:
  • jezelf voorstellen en basisbegroetingen gebruiken
  • vertellen waar je vandaan komt en de plek beschrijven
  • over familie en collega's praten en een simpele beschrijving van hun uiterlijk geven
  • over kleding, eten, het weer, hobby's, gezondheid en dagelijke activiteiten praten
  • plannen maken voor leuke activiteiten
  • in een hotel in- en uitchecken en in een winkel basisaankopen doen en retourneren


Slide 3 - Slide

Waar wordt tijdens het examen Gesprekken op gelet?
  • Je gebruikt een goede opbouw in je gesprek (start + afsluiting)
  • Je gebruikt voegwoorden (but, and, because, if, etc.)
  • Je beheerst genoeg Engelse woordenschat om je uit te drukken in een gesprek en je gebruikt een aantal standaard Engelse uitdrukkingen.
  • Je kunt reageren op vragen en uitspraken.
  • Je gebruikt eenvoudige gesprekstrategieën (vragen om herhaling, gebruik van fillers)
  • Je mag nog aarzelingen en pauzes gebruiken en je mag nog met een accent spreken, zo lang je voldoende verstaanbaar bent.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Inhoud Spreekexamen
In deze lesson-up komen de onderdelen waar je als niveau 1+2  student aan moet voldoen tijdens je examen, aan bod.

Je ziet korte uitleg, een aantal voorbeelden, een filmpje en je gaat aan de slag met een aantal oefeningen.

Daarna ga je zelf aan de slag met het voorbereiden van een gesprek.

Slide 6 - Slide

Starting a conversation
  • Start your conversation by asking how somebody is doing or with a question
  • Make eye contact
  • Tell the person how you are doing

Slide 7 - Slide

Ending a conversation

Slide 8 - Slide

Voegwoorden
Voegwoorden gebruik je om 2 zinnen aan elkaar te plakken. Een aangeplakte zin is een bijzin.



Slide 9 - Slide

Standard English expressions
To react to what somebody is saying, you can use standard English expressions

You can find a couple of examples on the right.

Of course, you can use other ones.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Werkwoordsvormen
Voor niveau A1 moet je weten hoe je de belangrijkste werkwoordvormen gebruikt:
  • Verleden tijd (last year, I worked at Mc Donald's)
  • Tegenwoordige tijd (I am working at Mc Donald's right now)
  • Toekomende tijd (I am going to work at Mc Donald's in the future)
  • Voltooide tijd (I have worked at Mc Donald's since I was 16 years old)

Om hiermee te oefenen, kun je grammatica oefenen via de ITSlearning planner Engels.
Je kunt oefenen op verschillende niveaus (A1 t/m B2).
Voor het spreekexamen op niveau 1+2 moet je Engels op A1 beheersen.

Slide 12 - Slide

Hoe kun je (in het Engels) een gesprek starten?

Slide 13 - Mind map

Wat kun je zeggen als je iets niet begrijpt?

Slide 14 - Mind map

Hoe zeg je dat je het er niet mee eens bent?

Slide 15 - Mind map

Hoe kun je aangeven dat je het ergens mee eens bent?

Slide 16 - Mind map

Hoe kun je het gesprek afsluiten?

Slide 17 - Mind map

Opdracht
Je gaat zo een filmpje kijken van een Engels ontmoetingsgesprek. 
Jij gaat zelf met een medestudent ook zo'n gesprek voeren.
Om dit goed te laten verlopen, gaan we eerst oefenen met een voorbeeld en een aantal oefeningen.

Voordat we de video kijken, maar je eerst de preparation.
Tijdens het kijken, maak je oefening 1. 
Na het kijken maak je oefening 2 en 3,.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Now try yourself!

Je gaat zelf een gesprek voorbereiden met een klasgenoot. Doe net of je elkaar niet kent en voor het eerst ontmoet. 

Stel elkaar minstens 3 vragen, en vraag 1 keer om veruidelijking.



Voorwaarden:
  • Het gesprek moet minimaal 3 minuten duren
  • Start het gesprek goed op
  • Maak gebruik van voegwoorden (but, and, because, if, etc.)
  • Maak gebruik van een aantal gespreksstrategieën 
  • Stel per persoon minstens 3 vragen.
  • Vraag per persoon minimaal 1 keer om verduidelijking
  • Sluit het gesprek goed af

Slide 20 - Slide