12Babel, gebruik je toverkunsten en toverspreuken maar, zoals je altijd gedaan hebt. Misschien kun je toch iets doen. Misschien dat het kwaad toch verdwijnt. 13Je had toch altijd zo veel raadgevers? Wat heb je die vaak om raad gevraagd! Vraag hun maar om te komen. Zij kijken toch vaak naar de hemel en de sterren? Zij zeggen toch elke maand wat er in de toekomst met je zal gebeuren? Vraag die raadgevers dan of ze je komen redden! 14Maar zij zullen je niet redden. Ze zullen allemaal verdwijnen in het vuur. Ze zullen allemaal verbranden, niemand zal uit dat vuur ontsnappen. Want het is niet zomaar een vuurtje waarop je brood bakt! Het zijn geen vlammen om lekker warm van te worden. Nee, het is een vuur dat alles verwoest! 15Je raadgevers zullen je dus niet helpen. Ook al ken je hen heel goed, ook al heb je vaak raad aan hen gevraagd. Die raadgevers zullen allemaal verdwijnen. En niemand zal je redden.’