BVJ HAVO 4 H1.4 Membrannen

BVJ H 1 inleiding in de biologie 

Basisstof 4 membranen

1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

BVJ H 1 inleiding in de biologie 

Basisstof 4 membranen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag ?
  • Huiswerk bespreken 
  • centrale vraag doornemen 
  • uitleg over membranen 
  • centrale vraag beantwoorden
  • zelf aan het werk  

Slide 2 - Slide

opdrachten 27 t/m 30

Slide 3 - Slide

Opdracht 27 A?
in afbeelding 30 (in je boek) zie je schematische tekening van een plantaardige cel. noteer de namen van de genummerde delen

Slide 4 - Slide

Antwoord 27 A
1 = celwand 2 = bladgroenkorrels of chloroplast 3 = celmembraan 4= mitochondrium 5= endoplasmatisch reticulum 6= ribosomen 7= kernmembraan 8= cytoplasma of celplasma 9= (grote centrale) vacuole 10= kernplasma 11= kernlichaampje 12= lysosoom 13= golgisysteem

Slide 5 - Slide

Opdracht 27 B?
noteer de functies van de genummerde delen 1 tot en met 7, 9 en 11 tot en met 13

Slide 6 - Slide

Antwoord 27 B
1= stevigheid geven aan de cel 2= fotosynthese laten plaatsvinden 3= afscheiding van de omgeving 4= vrijmaken van energie 5= speelt een rol bij het transport van stoffen 6= produceren van eiwitten 7= afscheiding tussen cytoplasma en kernplasma 9= geeft stevigheid aan de plantaardige cellen 11= hier worden ribosomen gemaakt 12= transport van verterende enzymen 13= bewerken van eiwitten waardoor deze hun uiteindelijke vorm krijgen 

Slide 7 - Slide

Opdracht 27 C?
aan welke drie celorganellen kun je zien dat afbeelding 30 een plantaardige cel voorstelt?

Slide 8 - Slide

Antwoord 27 C
drie celorganellen waaraan je kunt zien dat afbeelding 30 een plantaardige cel voorstelt zijn: de celwand, de grote centrale vacuole en de bladgroenkorrels

Slide 9 - Slide

opdracht 28 A?
een student wil onderzoek doen naar de enzymen die nodig zijn bij het beschikbaar maken van energie
welke neerslag van de celfractionering zal hij voor zijn onderzoek gebruiken? leg je antwoord uit

Slide 10 - Slide

antwoord 28 A
de student zal neerslag 2 gebruiken want deze neerslag bevat veel mitochondriën 

Slide 11 - Slide

opdracht 28 B?
een andere student wil het transport van eiwitten in de cel bestuderen welke neerslag bevat de meeste delen die daarbij een rol spelen? leg je antwoord uit 

Slide 12 - Slide

Antwoord 28 B
Neerslag 3, want deze neerslag bevat veel lysosomen en stukken endoplasmatisch reticulum

Slide 13 - Slide

opdracht 28 C?
Neerslag 4 kan bijvoorbeeld worden gebruikt om de productie van bepaalde stoffen te onderzoeken. welke stoffen ?

Slide 14 - Slide

Antwoord 28 C
Neerslag 4 kan worden gebruikt om de productie van eiwitten te onderzoeken 

Slide 15 - Slide

opdracht 28 D?
in afbeelding 32 is niet aangegeven in welke neerslag het golgisysteem kan worden aangetroffen 
in welke neerslag verwacht je delen van het golgisysteem aan te treffen let hierbij op de bouw van het golgisysteem. leg je antwoord uit.

Slide 16 - Slide

Antwoord 28 D
in neerslag 3, omdat de bouw van het golgisysteem lijkt op de bouw van het endoplasmatisch reticulum 

Slide 17 - Slide

opdracht 29 A?
welke delen van een cel hebben een functie bij de productie en afgifte van amylase? zet de delen in de juiste volgorde

Slide 18 - Slide

Antwoord 29 A
  • Ribosoom
  • Endoplasmatisch reticulum 
  • het golgisysteem 
  • het celmembraan 

Slide 19 - Slide

opdracht 29 B?
Noteer achter ieder deel welke functie het onderdeel heeft 

Slide 20 - Slide

Antwoord 29 B
  • Ribosoom: produceert eiwitten en geeft die af aan het endoplasmatisch reticulum 
  • Endoplasmatisch reticulum: snoert blaasjes met eiwitten af
  • het golgisysteem: neemt blaasjes van het endoplasmatisch reticulum op en bewerkt de eiwitten verder. Het snoert blaasjes met eiwitten af 
  • het celmembraan  blaasjes versmelten met het celmembraan en de eiwitten worden buiten de cel afgegeven

Slide 21 - Slide

opdracht 30?
leg uit waarom zaadcellen en spiercellen meer mitochondriën hebben dan andere lichaamscellen.

Slide 22 - Slide

Antwoord 30
Mitochondriën maken energie vrij dat word opgeslagen in ATP-moleculen. Als in cellen energie nodig is, wordt dat vrijgemaakt uit ATP-moleculen. spiercellen en zaadcellen hebben veel energie nodig om te kunnen functioneren. zij hebben daarom veel mitochondriën die ATP-moleculen maken 

Slide 23 - Slide

Centrale vraag
kan water (H2O) zomaar uit de cel lopen ?

Slide 24 - Slide

Celmembraan

Slide 25 - Mind map

Membranen
Membranen zijn erg belangrijk in de cel

Ze scheiden de cel van de omgeving

En ze omgeven de organellen waardoor ze een scheiding maken met het cytoplasma

Membranen bestaan uit:
Fosfolipiden
Eiwitten
koolhydraten

Slide 26 - Slide

Membranen
De fosfolipiden in een cel membraan kunnen vrij bewegen 


Slide 27 - Slide

Slide 28 - Link

Slide 29 - Slide

Centrale vraag
kan water (H2O) zomaar uit de cel lopen ?

Slide 30 - Slide

Aan de slag
 Maken opdracht 31 en 32


Slide 31 - Slide

Huiswerk
  • Lezen basisstof 4 membranen (blz 30 t/m 32
  • opdrachten  31 t/m 34
  • skimmen basisstof 5


volgende keer 
  • basisstof 5 concentratie en diffusie

Slide 32 - Slide