1. Opbouw en herstel van het lichaam, spier en orgaanweefsel,
2.Regulering van lichaamsprocessen, onderdeel van enzymen, hormonen (bv. insuline en immunoglobine)
3. Transport, in het bloed van vetzuren, mineralern, zuurstof
4. Buffer, geleidelijke werking
5. Handhaven colloid osmotische druk, nodig voor uitwisseling water en voedingstoffen tussen bloed en weefsel. Tekort aan eiwit verlaagd de druk, gevolg oedeem.
6. Energiebron, alleen gebruik van de eiwitten die niet worden gebruikt bij opbouw van lichaam
en bij te weinig energie in voeding worden eiwitten gebruikt voor het leveren van energie.
1 gram eiwit = 4 kcal