3V1 Herhalen Fictie blok 5

Herhalen 
fictie blok 5
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhalen 
fictie blok 5

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van de les kennen jullie de theorie van fictie blok 5, zodat jullie het toe kunnen passen op je boekopdracht. 

Slide 2 - Slide

Fictie blok 5
- Kun je de vertelvolgorde en het verteltempo van een verhaal beoordelen; 
- Kun je aangeven hoe een verhaal begint en eindigt; 
- Kun je het vertelperspectief herkennen; 
- Kun je motieven, thema’s en moraal benoemen.  

Slide 3 - Slide

Tijd en vertelvolgorde
Fictie blok 5

Slide 4 - Slide

Chronologsich
Niet-chronologisch
Terugverwijzing
Vooruitwijzing
Flashback
onderbreekt de chronologische volgorde. Gaat voor een langer stuk tekst terug in de tijd. 
Een mededeling over iets wat later zal gebeuren.
Volgens het verloop van de tijd.
Een verwijzing naar iets wat eerder gebeurde in een paar zinnen.
Niet in de goede volgorde verteld. 

Slide 5 - Drag question

Wat is het verschil tussen de verteltijd en de vertelde tijd?

Slide 6 - Open question

Vertelperspectief
Fictie blok 5

Slide 7 - Slide

Ik-vertelperspectief
Personaal vertelperspectief
Auctoriaal vertelperspectief
Hij ziet zijn vrienden lopen in de stad. 
Hij zou er morgen wel achterkomen dat je het leven niet kan plannen.
Wat een vervelend mannetje, denk ik terwijl ik zijn kop koffie inschenk. 

Slide 8 - Drag question

Verhaalbegin en verhaaleinde
Fictie blok 5

Slide 9 - Slide

Hoe kan je een verhaal beginnen?

Slide 10 - Mind map

Verhaalbegin
- Inleidend: schrijver geeft een beeld van de personages en de situatie waar ze in zitten.

- Midden in de gebeurtenissen

- Proloog: apart hoofdstuk, vertelt vaak iets over de afloop voor extra spanning.

Slide 11 - Slide

Gesloten einde
Open einde
Epiloog
De afloop wordt niet verteld. 
Een hoofdstuk na het laatste hoofdstuk. Geeft terugblik op de gebeurtenissen.
Alle vragen zijn door het verhaal beantwoordt.

Slide 12 - Drag question

Thema, motieven en moraal
Fictie blok 5 

Slide 13 - Slide

Wat is het thema van een verhaal?

Slide 14 - Open question

Thema
- Vind je door zo kort mogelijk te omschrijven over welk probleem het verhaal gaat. 
- Vaak maar een paar woorden of een korte zin.
- Er kunnen meerdere thema's zijn. 

- Voorbeelden: liefde, geluk, toeval, omgaan met tegenslag.

Slide 15 - Slide

Wat is een moraal?

Slide 16 - Mind map

Moraal
- Een wijze les.
- Vaak een langere zin over hoe mensen zouden moeten leven.

- Voorbeelden: problemen moet je bespreken en niet verzwijgen.

Slide 17 - Slide

Motief
- Elementen die vaker terugkomen, herhalingen met een betekenis. (Motiefje op een shirt)

- Voorbeelden: een bepaalde plaats, een handeling, een uitspraak, een gevoel, een voorwerp of een kleur. 

Slide 18 - Slide

Verschillen
- Thema = abstract en in een woord of paar woorden het verhaal samengevat. 

- Motief = herhaling in het verhaal met betekenis.

- Moraal = levensles, minstens een zin. 

Slide 19 - Slide

Huiswerk
Pas deze theorie op je boek voor de boekopdracht toe. 
Wat kun je vertellen over tijd, vertelpersectief en thema, motieven en moraal in jouw boek? 

Slide 20 - Slide

Wat vind je van dit programma?

Slide 21 - Open question