Schrijven van een Betoog: Een Gids voor Tekstsoorten en Conventies

Schrijven van een Betoog: Een Gids voor Tekstsoorten en Conventies
1 / 27
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Schrijven van een Betoog: Een Gids voor Tekstsoorten en Conventies

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les zul je in staat zijn om een betoog te schrijven
Ken je de verschillende tekstsoorten
Weet je de conventies van een betoog
Kun je en weet je, hoe je een inleiding, kern en slot moet schrijven.
Kun je argumentenschema maken

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over het schrijven van een betoog?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Tekstdoelen en -soorten
Tekstdoelen, tekstsoorten
Informeren, schoolboek, krant
amuseren,  stripboek, boek
instructie, instructiehandleiding, recept
activeren, reclame, oproep om iets te doen
overtuigen, betoog
 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat is een Betoog?
Een betoog is een tekst waarbij de schrijver een standpunt inneemt en dit standpunt probeert te verdedigen met argumenten en voorbeelden.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Conventies
Titel 
Witregels, 
alinea's, iedere alinea heeft 1 deelonderwerp
gebruik van verbindingswoorden en signaalwoorden, 
formele taal, 
argumentatieve structuur

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Tekst Opbouw
Inleiding, aanleiding, ankedote, aankondigen onderwerp, vragenstellen
kern, de deelonderwerpen bij het onderwerp
slot, advies, samenvatting, conclusie

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Inleiding
De inleiding introduceert het onderwerp en het standpunt van de schrijver, vaak met een pakkende opening en een duidelijke stellingname.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Kern van een Betoog
De kern bevat de argumenten en voorbeelden die het standpunt van de schrijver ondersteunen, met een duidelijke opbouw en logische redeneringen.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slot van een Betoog
Het slot geeft een samenvatting van de belangrijkste argumenten en eindigt vaak met een sterke conclusie of oproep tot actie.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Argumenten bedenken
Er zijn drie vragen die jou kunnen helpen bij het bedenken van een argument. 
  1. Probleem: over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat erg?
  2. Voor- en nadelen: Wat zijn de voordelen of de nadelen?
  3. Betrokkenen en effect: Wie zijn er bij de stelling betrokken? Is de verandering die bij de stelling komt goed of slecht voor die mensen? 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld
Stelling: 'mobiele telefoons op scholen moeten verboden worden.' 
Vraag 1: Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat erg? 
  • Het probleem is dat mobiele telefoons voor veel afleiding in de klas zorgen, daardoor letten leerlingen minder goed op en halen ze slechtere cijfers. 
  • Zonder afleiding van je telefoon krijg je de lesstof beter mee. Dat is goed, want dan halen leerlingen betere cijfers. 
  • Het is erg, omdat de leerlingen de lesstof minder goed meekrijgen. Zonder afleiding van mobiele telefoons halen leerlingen hogere cijfers. 
Argument 1 zou dus zijn:
‘Ik vind dat telefoons verboden moeten worden op school, want ze zorgen voor afleiding in de les. Dat is erg, omdat leerlingen dan lagere cijfers halen.’

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld
Stelling: 'mobiele telefoons op scholen moeten verboden worden.' 
Vraag 2: Wat is een voordeel van geen mobiele telefoons op school? 
  • ‘Een voordeel is dat leerlingen niet stiekem gefilmd kunnen worden. Online worden veel  filmpjes gedeeld van leerlingen die gepest worden. Of per ongeluk iets doms doen. Het is voor die leerlingen heel erg dat dat dit filmpje door iedereen bekeken kan worden.’

Argument 2 zou dus zijn:
‘Ik vind dat telefoons moeten worden verboden school, want dan kunnen leerlingen niet stiekem vervelende filmpjes
van elkaar maken en online delen.’

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld
Stelling: 'mobiele telefoons op scholen moeten verboden worden.'
Vraag 3: Wie zijn er bij de stelling betrokken? Is de verandering die komt door de stelling goed voor die
mensen? 
Wie zijn er bij deze stelling betrokken: ‘Leerlingen en docenten’.
Het effect op de leerlingen: ‘Zij zullen hogere cijfers halen (argument 1). En leerlingen kunnen niet meer
stiekem vervelende filmpjes van elkaar maken en online delen (argument 2)’. 
Het effect op de leraren: ‘Omdat leerlingen niet meer afgeleid zijn door hun mobieltjes, letten ze beter op in de les.’ 
Argument 3 zou dus zijn:
‘Ik vind dat mobiele telefoons moeten worden verboden op school, want leraren geven nu voor niets les als leerlingen steeds op hun mobiel kijken.’

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Stelling: 'plastische chirurgie moet verboden worden.'

Beantwoord vraag 1:
Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat erg?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Stelling: 'plastische chirurgie moet verboden worden.'

Beantwoord vraag 2:
Wat zijn de voordelen of de nadelen?

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Stelling: 'plastische chirurgie moet verboden worden.'

Beantwoord vraag 3:
Wie zijn er bij de stelling betrokken? Is de verandering die bij de stelling komt goed of slecht voor die mensen?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Welke 3 argumenten heb je nu dus?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Hoe maak je een sterk argument?
Als je je argument goed kunt uitleggen, heb je een sterk argument. 

Dat uitleggen doe je door het nemen van deze 3 stappen: 
  1. Eerst zeg je wat het argument (A) is. 
  2. Dan leg je het argument uit (U). 
  3. Tot slot geef je een voorbeeld: bijvoorbeeld... (B). 

Ezelsbruggetje: AUB

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Uitleg AUB 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Voor schrijven 4 en Harde actie is 1 opdracht

Je gaat een betoog schrijven
Je kiest een stelling en gaat aan de slag met een argumentatie schema.
Je zorgt voor een inleiding, kern en slot
Let op je spelling, zinsbouw, conventies

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Je betoog bestaat uit
  1. minimaal 1 a4-tje (Arial 12, regelafstand 1,15)
  2. Je stelling
  3. Minimaal 3 argumenten die zijn opgebouwd met behulp van het AUB-schema.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 23 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 24 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 25 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.

Slide 26 - Video

This item has no instructions

Slide 27 - Video

This item has no instructions