ARRIVER: welke groep van werkwoorden? regelmatig die eindiger op -ER--> voltooid deelwoord in é regelmatig die eindigen op -RE--> u onregelmatige werkwoorden? --> voltooid deelwoord leren
werkwoord in huis van être? let op: être woont niet in zijn eigen huis.
zo ja: let op de uitgangen e/ s/ es vous als u is ev/ vous als jullie is mv.
Slide 7 - Slide
On corrige l'exercice 16F page 42
1 Tristan est arrivé
2 Sophie est allée
3 Mes parents sont venus
4 Elisa a été
5 Vous êtes descendue
6 Ma tante a perdu
7 Vous êtes retournées
8 Je suis sorti / je suis sortie
Slide 8 - Slide
On corrige l'exercice 16B page 24
1 a me
b zich
c ons
d je
2 a hij vergist zich
b wij vergissen ons
c u vergist zich of jullie vergissen je
d zij vergissen zich
3 voor, achter
Slide 9 - Slide
edition.thiememeulenhoff.nl
Slide 10 - Link
Slide 11 - Slide
Tu fais les exercices 16C, 16D (A et B) page 24-26
timer
10:00
Slide 12 - Slide
On corrige l'exercice 16C page 26
1 a me
b nous
c se
d s’
e vous
f se
Slide 13 - Slide
On corrige l'exercice 16C page 26
2 a s’habille
b te douches
c se lave
d se moquent de
e nous nous concentrons
Slide 14 - Slide
On corrige l'exercice 16C page 26
3 a me suis couché
b s’est fait mal
c vous êtes brulée madame?
d se sont entrainés
e on s'est trompées
Slide 15 - Slide
On corrige l'exercice 16D page 26
A 1 Vous vous sentez comment ?
2 Il s’arrête devant la porte.
3 Nous nous levons / on se lève à huit heures du matin.
4 Tu te moques deton petit frère ?
5 Je m’entraine deux fois par semaine.
6 Elles se présentent / Ils se présentent devant la caméra.
Slide 16 - Slide
On corrige l'exercice 16D page 27
B 1 Il s’est trompé de date. Hij heeft zich vergist in de datum.
2 Mon père s’est brulé la main. Mijn vader heeft zijn hand verbrand.
3 Ils se sont habillés pour la fête. Zij hebben zich aangekleed voor het feest.
4 Elles se sont couchées à minuit. Ze zijn om middernacht / 12 uur ’s nachts gaan slapen.
Slide 17 - Slide
Tu fais l' exercice 16E page 26
Huiswerk indien niet af in de les
timer
10:00
Slide 18 - Slide
www.bookwidgets.com
Slide 19 - Link
On corrige l'exercice 10 A et B page 19 et 20
A 1 een zalf
2 geneest
3 een zonnebrand
4 een kalmeringsmiddel
5 meteen
6 een recept
7 overgeven
8 keelpijn Blijven over : een medicijn (un médicament), overal (partout)
Slide 20 - Slide
On corrige l'exercice 8C page 17
1 nous attendons / on attend
2 j’entends
3 Manon répond
4 tu vends
5 vous rendez
6 ils perdent
7 ils ont perdu
8 mon ami/mon copain est descendu (het huis van être/ passé composé) MAAK EEN AANTEKENING IN JE BOEK OF SCHRIFT!!!! p. 16 en 38