4.4 Evolutie

4.4 Evolutie
1 / 39
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

4.4 Evolutie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Sleep de juiste rijk naar de cel die daarbij hoort
Rijk van de dieren
Rijk van de planten
Rijk van de schimmels
Rijk van de bacteriën

Slide 2 - Drag question

This item has no instructions

Zijn het ontstaan en uitsterven van organismen onderdelen van de evolutie?
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Neteldier
Schimmels
Geleedpotigen
Stekelhuidigen
Zaadplanten
Gewervelden
Sporenplant

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Slide 5 - Video

In het kort.
Leerdoel
Je kan uitleggen dat variatie binnen een soort kan ontstaan door mutaties.


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

DNA
Elke cel bevat DNA.

Bij zoogdieren zit het DNA in de celkern

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Mutatie en DNA

Een fout bij het kopiëren noemen we een mutatie.

Een mutatie is een verandering in het DNA. Dit kan zorgen voor een ander uiterlijk

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Mutatie
Soms ontstaat er een nieuwe eigenschap, door mutaties in het DNA.

Zo kan deze vlinder een andere kleur krijgen.

Wanneer een mutatie een voordeel is, kunnen dieren met de nieuwe eigenschap beter voortplanten.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel

Je kan uitleggen welke factoren het evolutieproces bepalen.


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Video

This item has no instructions

Isolatie
Soms worden groepen dieren  (populaties) van elkaar gescheiden.

Dat kan door rivieren, bergen of laag water.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Isolatie

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

SLEUTELBEGRIPPEN

Mutatie
soms worden er dieren geboren met een ander uiterlijk, dit heet een mutatie.


Isolatie
een populatie  kan worden gescheiden van elkaar. Dit speelt een rol bij het ontstaan van een nieuwe soort.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Natuurlijke selectie

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Je kan uitleggen hoe nieuwe soorten door evolutie ontstaan.


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Kijkopdracht video

Kijk naar de video met als doel om er achter te komen hoe een nieuwe soort ontstaat

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

Leerdoel
Je kan uitleggen wanneer je spreekt van een nieuwe soort.


Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat is een soort?

Organismen behoren tot dezelfde soort wanneer zij samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions




Sommige organismen lijken op elkaar, maar behoren niet tot dezelfde soort
Sommige organismen zijn erg verschillend, maar behoren wel tot dezelfde soort

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Soort & Ras
  • Organismen van dezelfde soort kunnen samen vruchtbare nakomelingen krijgen
  • Soms kunnen verschillende soorten samen nakomelingen krijgen, deze zijn dan niet vruchtbaar

Slide 23 - Slide

Muilezel en muildier zijn bijna altijd onvruchtbaar.

Slide 24 - Video

This item has no instructions

Sleutelbegrippen
Variatie
Binnen de soort ontstaan soortgenoten met een andere eigenschap

Survival of the fittest
Hiermee wordt bedoeld de overlevingskans van een individu. De individuen met de beste aanpassingen, overleven

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Wie heeft zich het best aangepast?
Hoe zal de volgende generatie vissen er uit zien?
Hoe ziet hun milieu er waarschijnlijk uit? 

Slide 26 - Slide

Gebruik deze dia voor een klassengesprek.
Opdracht

Kies een bijzonder dier:
- Zoek 3 omgevingsfactoren.
- Zoek op hoe het dier er op is aangepast.



Factoren waar organismen op aangepast kunnen zijn

  1. Temperatuur
  2. Leven op land / in water / in de lucht
  3. Prooidier / predator
  4. Aangepast op voedsel
  5. Leven in licht of donker
  6. Voortplanting (veel of weinig jongen)
timer
10:00

Slide 27 - Slide

Alle dieren hebben aanpassingen aan hun leefomgeving.

Optionele opdracht
Weektaak
4.4 Evolutie
A en B + keuze deel

Zet deze taak in je agenda

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Natuurlijke Variatie

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Natuurlijke Selectie

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Wanneer begon het leven?

Slide 31 - Slide

Bron: https://samnoblemuseum.ou.edu/common-fossils-of-oklahoma/how-paleontologists-tell-time/geological-timescale/ 

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Geologische tijdschaal
Een geologische tijdschaal is een indeling van de geschiedenis van de aarde in geologische tijdperken.

Een geologische tijdschaal is verdeeld in tijdperken (era). In deze tijdperken is het leven op aarde ontwikkeld.
Elk tijdperk is onderverdeeld in periodes. Periodes kunnen weer zijn opgedeeld in tijdvaken

In een geologische tijdschaal geven getallen de tijd aan in miljoenen jaren geleden.

In de geologische tijdschaal hiernaast zie je hoeveel miljoen jaar geleden een periode begon en eindigde.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Hier zie je een andere vorm van een geologische tijdschaal.
Sommige tijdschalen gebruiken andere getallen.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Zelfde soort?
Verwantschap?
A
Zelfde soort & wel verwantschap
B
Zelfde soort & geen verwantschap
C
niet dezelfde soort & wel verwantschap
D
Niet dezelfde soort & geen verwantschap

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Wie heeft de meeste verwantschap met de gorilla?
A
Apen van de nieuwe wereld
B
Chimpansees
C
Orang-oetans
D
Gibbons

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Welke soorten hebben de meeste verwantschap?
A
Het paard en de hond
B
De hond en de kat
C
Weet niet
D
De kat en het paard

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Wat is verwantschap?
A
Soorten met een gemeenschappelijke voorouder.
B
Verschillende soorten dieren bij elkaar.
C
Dieren die van de zelfde moeder zijn.
D
Dieren die de zelfde vader hebben.

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer spreek je van verwantschap?
A
Als dieren in hetzelfde leefgebied wonen.
B
Als er overeenkomst is in het DNA
C
Als er overeenkomst is in het dieet (wat dieren eten)
D
Als er geen enkele overeenkomst is tussen dieren.

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions