Toets p2 Goederenstroom MR

Uit de administratie van een computerwinkel zijn de volgende gegevens bekend:
Voorraadwaarden: 1 januari € 23.500,-; 1 april € 21.100,-; 1 juli € 18.200,-; 1 oktober € 24.300,-; 31 december € 19.500,-
Hoeveel is de gemiddelde voorraad(afronden op hele euro's)?5
A
€21.320,00
B
€26.650,00
C
€21.275,00
D
€17.020,00
1 / 26
next
Slide 1: Quiz
GoederenstroomMBOStudiejaar 1,4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Uit de administratie van een computerwinkel zijn de volgende gegevens bekend:
Voorraadwaarden: 1 januari € 23.500,-; 1 april € 21.100,-; 1 juli € 18.200,-; 1 oktober € 24.300,-; 31 december € 19.500,-
Hoeveel is de gemiddelde voorraad(afronden op hele euro's)?5
A
€21.320,00
B
€26.650,00
C
€21.275,00
D
€17.020,00

Slide 1 - Quiz

Wat is technische voorraad?
A
werkelijke voorraad
B
Voorraad die technisch aanwezig zou moeten zijn.
C
De enige voorraad waarbij prijsrisico is.

Slide 2 - Quiz

Wat zijn voorverkopen?
A
De artikelen die de leverancier heeft verkocht.
B
De voorraad die de klant heeft gekocht en dus niet meer in de winkel is.
C
De voorraad waarbij geen prijsrisico is.

Slide 3 - Quiz

Wat is de gemiddelde voorraad?
A
Het gemiddelde van de minimum en maximum voorraad.
B
Het aantal artikelen dat werkelijk aanwezig is.
C
Het aantal artikelen dat in een periode ongeveer aanwezig is in het bedrijf.

Slide 4 - Quiz

Wat is de minimum voorraad?
A
Het aantal artikelen dat niet in de winkel ligt, maar in het magazijn.
B
Het aantal artikelen dat op voorraad moet zijn om de verwachte afzet te verkopen.
C
Minimum voorraad is gelijk aan het bestelpunt.

Slide 5 - Quiz

Wat is de omzetduur?
A
Het aantal dagen dat de technische voorraad in de winkel is.
B
Het aantal dagen dat de gemiddelde voorraad in de winkel is.
C
Het aantal dagen dat nodig is om de aanwezige voorraad te verkopen.

Slide 6 - Quiz

Wat zijn rentekosten?
A
De rente die wordt berekend over de lening.
B
De rente die de winkel betaalt aan bijvoorbeeld de bank.
C
De renteopbrengsten die er niet zijn doordat het geld is geïnvesteerd in de voorraad.

Slide 7 - Quiz

Wat zijn voorinkopen?
A
Ingekochte artikelen die de leverancier nog heeft geleverd.
B
Hetzelfde als pijplijnvoorraad
C
De voorraad waarbij geen prijsrisico is.

Slide 8 - Quiz

Wat is de omzetsnelheid?
A
Het aantal keren dat de voorraad wordt verkocht in een periode
B
Het aantal keren dat de gemiddelde voorraad wordt verkocht in een periode.
C
Het aantal dagen voordat het artikel is verkocht.

Slide 9 - Quiz

Wat is de economische voorraad?
A
De ingekochte artikelen waarbij het risico is dat de inkoopprijs verandert.
B
pijplijnvoorraad
C
De voorraadtelling waarbij de voorverkopen zijn afgetrokken.

Slide 10 - Quiz

Wat zijn risicokosten?
A
De betaalde inkoopprijs van alle artikelen die niet verkocht kunnen worden.
B
criminele en niet-criminele derving
C
De premie van de inboedelverzekering.

Slide 11 - Quiz

Wat zijn ruimtekosten?
A
Het aantal vierkante meters vermenigvuldigt met de prijs per vierkante meter.
B
De huur die het bedrijf betaalt.
C
Het totaal bedrag aan huur, onderhoud, schappen en energiekosten.

Slide 12 - Quiz

Een manager heeft de volgende gegevens verzameld:
Voorraadtellingen: 1 januari € 1.450.000,-; 1 juli € 1.395.250,-;
31 december € 1.495.500,-.
De waarde van de inkopen in het jaar € 3.250.900,-
Bereken de IWO voor het hele jaar.
A
€6.245.700,00
B
€6.196.400,00
C
€3.205.400,00
D
€3.296.400,00

Slide 13 - Quiz

Wijnhandel Italia heeft 1.500 flessen wijn op voorraad. Giovanni heeft 350 flessen extra ingekocht bij een wijnhuis. Deze worden over twee maanden geleverd. Hij heeft 80 flessen verkocht aan een klant, die nog niet geleverd zijn. Over hoeveel flessen wijn loopt wijnhandel Italia prijsrisico?
A
1.770 flessen
B
1.850 flessen
C
1.580 flessen
D
1.930 flessen

Slide 14 - Quiz

Hoe vaak je de gemiddelde voorraad per jaar verkoopt, noem je:
A
omzetduur
B
inkoopwaarde van de omzet
C
voorraadfrequentie
D
omzetsnelheid

Slide 15 - Quiz

Horizon BV huurt een magazijn van 450 m2. De huurkosten per jaar bedragen € 150,- per m2. De elektriciteitskosten voor het magazijn bedragen per maand € 200,-. Aan onderhoud is Horizon BV per kwartaal € 312,50 kwijt.
Bereken de ruimtekosten per jaar voor Horizon BV.
A
€70.837,50
B
€68.012,50
C
€68.950,00
D
€71.150,00

Slide 16 - Quiz

Van een winkel is gegeven: Omzet € 1.880.000
Gemiddelde brutowinstpercentage 34% van de omzet
Waarde van de voorraad op 1 januari: € 312.000
De waarde van de voorraad op 31 december: € 200.300
Bereken de omzetsnelheid. Rond af op twee decimalen.
A
2,50 keren per jaar
B
4,84 keren per jaar
C
3,98 keren per jaar
D
7,34 keren per jaar

Slide 17 - Quiz

Sheila heeft een sieradenboetiek. De brutowinstopslag op de inkoopwaarde van bepaalde oorbellen is 72%. De omzet van de oorbellen was afgelopen jaar €4.588.
Wat is de brutowinst? Rond af op hele euro’s.
A
€3.303,00
B
€1.285,00
C
€1.921,00
D
€2.667,00

Slide 18 - Quiz

Een winkel heeft een administratieve voorraad van 12 stuks. Er zijn 6 stuks geleverd, waarvan er één onverkoopbaar is. Eén klant heeft een artikel retour gebracht en 1 klant wilde een artikel ruilen. Hoeveel stuks is de voorraad na zowel het bij- en afboeken?
A
20
B
18
C
17
D
19

Slide 19 - Quiz

Hoe bereken je de economische voorraad?
A
administratieve voorraad + voorinkopen - voorverkopen
B
technische voorraad + voorinkopen - voorverkopen
C
veiligheidsvoorraad + voorinkopen - voorverkopen
D
minimumvoorraad + voorinkopen - voorverkopen

Slide 20 - Quiz

Van de winkelmanager heb je de volgende gegevens gekregen van een artikel: Jaaromzet € 115.210; Voorraad 1 januari 12.150 stuks; Voorraad op 31 december 14.320 stuks;
Verkoopprijs €5.
Bereken de omzetsnelheid op basis van de verkoopprijs.
A
1,61 keren per jaar
B
1,74 keren per jaar
C
0,87 keren per jaar
D
1,90 keren per jaar

Slide 21 - Quiz

Een kledingwinkel huurt een opslag voor de kleding voor
€ 90,- per maand. Op 1 januari bedraagt de voorraad € 5.000,- en op 31 december € 6.500,-. De rente bedraagt 3%. De risicokosten bedragen € 500,-
Bereken het voorraadkostenpercentage.
A
30,5%
B
16,7%
C
29,0%
D
31,5%

Slide 22 - Quiz

Bij welke voorraadwaarderingsmethode worden eerst de oude voorraden met de oude prijzen verkocht, daarna de nieuwere voorraden met nieuwe prijzen?
A
FIFO
B
LIFO
C
VVP

Slide 23 - Quiz

Van een product zijn op 1 januari 100 stuks op voorraad met een inkoopprijs van €40. Op 16 januari zijn 50 stuks ingekocht voor €45 per stuk. Op 31 januari zijn 120 stuks verkocht. Bereken de voorraadwaarde met de LIFO methode.

Slide 24 - Open question

Artikelen die je kunt retourneren, schrijf je af.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

Een winkel heeft een gemiddelde voorraad tegen inkoopwaarde van €112.000. De IWO bedraagt €806.400.
Wat is de omzetduur in dagen?
Reken met 360 dagen in een jaar.

Slide 26 - Open question