Hoofdstuk 4 Werkt dat zo?

Werkt dat zo?



Waar kun je werken?
Paragraaf 4.1
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkt dat zo?



Waar kun je werken?
Paragraaf 4.1

Slide 1 - Slide

Waar denk je aan bij het woord arbeid?

Slide 2 - Mind map

Arbeidsmotieven= redenen om te werken.

  • Regelmaat in je leven
  • Sociale contacten
  • Inkomsten verdienen
  • Jezelf ontwikkelen
  • Nuttig bezig zijn

Slide 3 - Slide

Wat is geen arbeidsmotief?
A
geld/loon
B
het communiceren met collega's
C
reizen
D
het zijn allemaal arbeidsmotieven

Slide 4 - Quiz

Productiesectoren
- Agrarische sector


- Industriële sector


- Dienstensector 

Slide 5 - Slide

Welke sector is geen productiesector?
A
agrarische sector
B
industriële sector
C
diensten sector
D
onderwijs sector

Slide 6 - Quiz

Leidinggevend of uitvoerend werk
Leidinggevend werk

Bij leidinggevend werk vertel je andere mensen wat zij  moeten doen en ben je verantwoordelijk voor het resultaat.​ 

Uitvoerend werk

Bij uitvoerend werk krijg je opdrachten van je baas en die voer je uit.

Slide 7 - Slide

Leidinggevend werk
Uitvoerend werk
Directeur
Schoonmaker
Teamleider
Productiemedewerker

Slide 8 - Drag question

Ongeschoold en geschoold werk
Ongeschoold werk: hiervoor heb je GEEN opleiding nodig.      Bijvoorbeeld: kranten bezorgen.


Geschoold werk: hiervoor het je WEL een opleiding nodig. Bijvoorbeeld: kapper, timmerman, verpleegster.

Slide 9 - Slide

Een voorbeeld van ongeschoold werk is?
A
schoonmaakster
B
kranten bezorger
C
vuilnisman
D
leraar

Slide 10 - Quiz

Inkomensverschillen
Inkomensverschillen ontstaan onder andere door:
  • Onregelmatige diensten
  • Leeftijd
  • Opleiding
  • Ervaring
  • Zwaar of gevaarlijk
  • Verantwoordelijk werk

Slide 11 - Slide