Leerjaar 3 Hst 4 les 1

1 / 14
next
Slide 1: Video
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

4.1 Waar kun je werken
Hst 4 Werkt dat zo

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
- Je leert wat arbeidsmotieven zijn en je kunt deze benoemen
- Je leert welke 3 productiesectoren er zijn en kunt er voorbeeld van geen
- Je leert wat het verschil is tussen leidinggevend werk en uitvoerend werk.
- Je leert hoe je een organisatie in een schema kunt zetten genaamd organigram
- Je leert het verschil tussen geschoold en ongeschoold werk
- Je leert waardoor er inkomensverschillen ontstaan

Slide 3 - Slide

4.1 Waar kun je werken
Arbeidsmotieven
- Geld
- Carriere maken (zelf ontwikkeling)
- Regelmaat in je leven 
- Nuttig bezig te zijn 
- Sociale contacten

Slide 4 - Slide

4.1 Waar kun je werken
Productiesectoren:
Agrarische bedrijven
Industriële bedrijven
Dienstverlenende bedrijven

Slide 5 - Slide

4.1 Waar kun je werken
  • leidinggevend werk
  • uitvoerend werk
  • Organigram

Slide 6 - Slide

4.1 Waar kun je werken
  • Een diploma is wat waard (geschoold werk en ongeschooldwerk)
  • Inkomensverschillen;
  1. onregelmatige diensten
  2. verantwoordelijk werk
  3. geleverde prestaties
  4. je ervaring
  5. of je gevaar loopt
  6. je leeftijd en geslacht

Slide 7 - Slide

Hoe noem je de redenen om te werken?
A
Arbeidsmotieven
B
Arbeidsovereenkomst
C
Arbeidstijdwet
D
Arbeidsmarkt

Slide 8 - Quiz

Wat is geen arbeidsmotief?
A
geld/loon
B
het communiceren met collega's
C
reizen
D
het zijn allemaal arbeidsmotieven

Slide 9 - Quiz

De productiesectoren zijn kapitaal, arbeid en natuur.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Welke van de drie productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
Agrarische bedrijven
B
Industriële bedrijven
C
Dienstverlenende bedrijven

Slide 11 - Quiz

Als je bedrijfsleider bent bij een supermarkt dan heb je
A
Uitvoerend werk
B
Leidinggevend werk

Slide 12 - Quiz

Hoe ontstaan inkomensverschillen?
A
Niet iedereen werkt evenveel.
B
Verschil in opleiding

Slide 13 - Quiz

Aan de slag
Maken opdracht 1 t/m 12 en de samenvatting van paragraaf 4.1 Waar kun je werken?

Slide 14 - Slide