Les 4

les 4
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

les 4

Slide 1 - Slide

Als in een serieschakeling één lampje stuk gaat, dan:
A
blijft de rest gewoon branden.
B
gaan alle lampjes uit.
C
gaat de rest iets sterker branden.
D
gaat de rest iets zwakker branden.

Slide 2 - Quiz

Welke schakeling zie je hier getekend?

Slide 3 - Open question

Nakijken Basis

Opdracht 4 - 5 blz. 220
Opdracht 7 blz. 226
opdracht 12 - 13 blz. 227
Opdracht 2 - 3 blz. 232
Opdracht 6- 8 blz. 236



Nakijken kader

Opdracht 1, 3, 4 & 5 blz. 160 -161
Opdracht 8 -9 blz. 162 -163

Slide 4 - Slide

leerdoelen basis

4.5.1 Je kunt benoemen dat elektrische apparaten energie verbruiken
4.5.2 Je kunt uitleggen wat het vermogen van een apparaat is.
4.5.3 Je kunt watt en kilowatt naar elkaar omrekenen.
4.5.4 Je kunt met de standen van de kilowattuurmeter berekenen hoeveel energie je verbruikt.
4.5.5 Je kunt berekenen hoeveel je moet betalen voor elektrische energie.
4.6.1 Je kunt beschrijven hoe je de stroomsterkte meet.
4.6.2 Je kunt uitleggen wat overbelasting is en wat het gevolg van overbelasting is.
4.6.3 Je kunt uitleggen wat kortsluiting is en wat het gevolg van kortsluiting is
4.6.4 Je kunt uitleggen wat een groep is in een elektrische installatie in een woonhuis.
4.6.5 Je kunt uitleggen hoe een smeltveiligheid werkt.


leerdoelen kader

4.4.1 Je kunt uitleggen wat het vermogen van een apparaat is.
4.4.2 Je kunt het vermogen van een apparaat berekenen.
4.4.3 Je kunt uitleggen waarom een apparaat met een groter vermogen meer
elektrische energie verbruikt.
4.4.4 Je kunt het energieverbruik van een apparaat berekenen.

Slide 5 - Slide

uitleg basis en kader

Slide 6 - Slide

Vermogen
De elektrische energie die een apparaat verbruikt is het vermogen. Ook wel de energie die een apparaat per seconde verbruikt.​


Wordt uitgedrukt in Watt (W)​

Slide 7 - Slide

Het vermogen van sommige apparaten is veranderlijk. Bij een mobiele telefoon neemt het
vermogen bijvoorbeeld sterk toe als je belt of gebruikmaakt van internet. Als de telefoon
op stand-by staat, is het vermogen juist heel klein. Andere apparaten hebben wel een
constant vermogen, zoals een zaklantaarn of een elektrische klok.

Slide 8 - Slide

Watt (W) of kilowatt (kW)

Bij klein verbruik, gebruik je watt (W) bij een groot verbruik kilowatt (kW);​

Kilo betekent 1000 dus kilowatt = 1000 watt​

Slide 9 - Slide

Omrekenen
Omrekenen doe je zo:
1 kW = 1000 W   (x1000)
1 W = 0,001 kW   (:1000)

Slide 10 - Slide

 opdracht 1 t/m 11  maken BLZ 242 - 244

Slide 11 - Slide

vervolg uitleg kader

Slide 12 - Slide

SPANNING EN STROOMSTERKTE
Het vermogen van een apparaat hangt af van twee factoren:
1 de spanning waarop het apparaat werkt;
2 de stroomsterkte die door het apparaat loopt.

Slide 13 - Slide

Vermogen berekenen
vermogen = spanning × stroomsterkte

W= V x A

• het vermogen in watt (W);
• de spanning in volt (V);
• de stroomsterkte in ampère (A)

Slide 14 - Slide

huiswerk kader


opdracht  1 t/m  13 maken
BLZ 169 - 173

Slide 15 - Slide

vervolg uitleg basis

Slide 16 - Slide

isolerende en geleidende stoffen
Er zijn verschillende manieren om de onderdelen van een stroomkring met elkaar te verbinden. 
Meestal gebruik je daar snoeren voor.
 De elektrische stroom loopt door het koperdraad dat in zo’n snoer zit. Dit noem je een geleider.

De buitenkant van het snoer is van plastic. Daar loopt geen elektrische stroom doorheen. Dit noem je een isolator.

Slide 17 - Slide

Smeltveiligheid
Zit in de meterkast, ook wel zekering of stop;​

Zit een klein draadje, wanneer er over belasting is of kortsluiting wordt het zo warm dat het draadje smelt en de stroomkring wordt onderbroken.

Slide 18 - Slide

huiswerk 
Basis
Pr 5 opdr. 12-16 blz. 246 -247
pr. 6 opdr. 1  t/m 9 blz. 252 - 257

Kader
opdracht  1 t/m  13 maken
BLZ 169 - 173

Slide 19 - Slide