H11 Korting


Korting berekenen

De nieuwe prijs berekenen
1 / 54
next
Slide 1: Slide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


Korting berekenen

De nieuwe prijs berekenen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

100%=alles
Je ziet hier 8 dozen.
8 dozen is dus 100%

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

50 is de helft van honderd. Dus 50% is de helft van het totaal.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Hoeveel procent van deze cirkel is groen?
A
10%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 8 - Quiz

Er zitten 12 leerlingen in het lokaal.
50% daarvan heeft een voldoende.
Hoeveel leerlingen hebben een voldoende?
A
6
B
8
C
12
D
24

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Hoeveel procent van deze cirkel is blauw?
A
10%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 14 - Quiz

Er staan 12 dozen in het magazijn 25% van de dozen is leeg. Hoeveel dozen zijn leeg?
A
6
B
4
C
3
D
2

Slide 15 - Quiz

Er zitten 16 leerlingen in het lokaal.
25% daarvan heeft een voldoende.
Hoeveel leerlingen hebben een voldoende?
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Van welke balk is 10 procent gekleurd?
A
B
C
D

Slide 21 - Quiz

Er staan 120 dozen in het magazijn 10% van de dozen is leeg. Hoeveel dozen zijn leeg?
A
60
B
15
C
100
D
12

Slide 22 - Quiz

30 leerlingen hebben een toets gemaakt
10% daarvan heeft een onvoldoende.

Hoeveel leerlingen hebben een onvoldoende?
A
25
B
10
C
3
D
1

Slide 23 - Quiz

Procenten, breuken en verhoudingen

Slide 24 - Slide

Hoeveel procent is gekleurd?
A
100%
B
25%
C
75%
D
50%

Slide 25 - Quiz

Hoeveel procent is gekleurd?
A
100%
B
25%
C
75%
D
50%

Slide 26 - Quiz

Hoeveel procent is gekleurd?
A
100%
B
25%
C
75%
D
50%

Slide 27 - Quiz

Hoeveel procent is gekleurd?
A
100%
B
25%
C
75%
D
50%

Slide 28 - Quiz

Hoeveel procent is groen? 

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Als je korting krijgt gaat er wat van de prijs af.

Bijvoorbeeld:

Je koopt een jas van €80,-
Je krijgt 25% korting.

25% van €80,- (= 80:4)= €20,-
Je krijgt dus €20,- korting

Je betaalt dan:
€80-€20= €60
Je betaalt dus €60,- voor de jas

Slide 31 - Slide

Je krijgt 50% korting op iets wat €45,- kost. Wat moet je betalen?
A
€ 22,50
B
€ 20,50
C
€ 23,-
D
€ 11,25

Slide 32 - Quiz

Je krijgt 25% korting op iets wat €60,- kost. Wat moet je betalen?
A
€ 25,-
B
€ 30,-
C
€ 15,-
D
€ 45,-

Slide 33 - Quiz

Je krijgt 10% korting op iets wat €200,- kost. Wat moet je betalen?
A
€ 180,-
B
€ 190,-
C
€ 20,-
D
€ 10,-

Slide 34 - Quiz

Je krijgt 10% korting op iets wat €25,- kost. Wat moet je betalen?

Slide 35 - Open question

Je krijgt 10% korting op iets wat €30,- kost. Wat moet je betalen?

Slide 36 - Open question

Je krijgt 25% korting op iets wat €40,- kost. Wat moet je betalen?

Slide 37 - Open question

Je krijgt 25% korting op iets wat €100,- kost. Wat moet je betalen?

Slide 38 - Open question

Je krijgt 25% korting op iets wat €36,- kost. Wat moet je betalen?

Slide 39 - Open question

sleep de  procenten naar de  afbeelding
25%
75%
50%

Slide 40 - Drag question

Je zag in de vorige opdracht '75%'



Het hele blok is 100%
Er zijn 4 blokken (elk blok is 25%)
De 3 gele blokken (3X25%) zijn samen 75%

Je kan ook zeggen 50%+25%=75%

Als je dus wilt uitrekenen wat 75% van iets is;
reken je eerst uit wat 50% is
Daarna wat 25% is.
Daarna tel je beide getallen bij elkaar.

Een jas kost €80,-

50% = (80:2) €40,-
25% = (80:4) €20,-

75%= €60,-



Slide 41 - Slide

Een jas kost €60,-
Hoeveel is 75%?
A
€15,-
B
€45,-
C
€30,-
D
€55,-

Slide 42 - Quiz

Op deze manier kun je vanuit '10%' rekenen.



Het hele blok is 100%
Je kunt het hele blok verdelen in 10 gelijke stukken. 
1 stuk is hier groen. Dit is 10%

Twee groene stukken zijn dan 20%
Drie groene stukken zijn dan 30%
etc. 




Als je dus wilt uitrekenen wat 30% van iets is;
reken je eerst uit wat 10% is
Daarna doe je dat bedrag 3 keer.


Een jas kost €80,-

10% = (80:10) €8,-
30% = (€8x3) €24,-

40% = (€8x4) €32,-
60% = (€8x6) €48,-


Slide 43 - Slide

Een jas kost €60,-
Hoeveel is 20%?
A
€40,-
B
€12,-
C
€48,-
D
€6,-

Slide 44 - Quiz

Een jas kost €60,-
Hoeveel is 20%?
Wat moet je dan betalen?
A
€40,-
B
€12,-
C
€48,-
D
€6,-

Slide 45 - Quiz

Een computer kost €500,-. Je krijgt 10% korting, hoeveel kost de laptop nog?
A
€250
B
€400
C
€350
D
€450

Slide 46 - Quiz

Ik krijg de helft korting op een broek van € 60,=.
Ik betaal
A
€ 40,=
B
€ 25,=
C
€ 30,=
D
€ € 10,=

Slide 47 - Quiz

Ik heb 25% korting op mijn telefoon
abonnement.
Het kostte eerst €80,=
A
Nu kost het € 20,=
B
Nu kost het € 75,=
C
Nu kost het € 55,=
D
Nu kost het € 60,=

Slide 48 - Quiz

Als er staat dat een spijkerbroek 50%
korting heeft is dat hetzelfde las
A
een vierde
B
een tweede
C
een tiende
D
een vijfde

Slide 49 - Quiz

Een reep chocolade kost €2,00. Je krijgt 20% korting. Hoeveel moet je nog betalen?
A
€1,80
B
€1,60
C
€1,20
D
€1,50

Slide 50 - Quiz

Op een koekenpan van € 60 krijg je € 15 korting
Hoeveel % is dat?
Schrijf alleen het getal op

Slide 51 - Open question

Slide 52 - Video

Wat vond je het lastigst?
10% berekenen
25% berekenen
De nieuwe prijs berekenen

Slide 53 - Poll

Slide 54 - Video