Les 5 woordenschat - omgaan met moeilijke woorden

Les 5

Niveau 2F/3F
 woordenschat
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les 5

Niveau 2F/3F
 woordenschat

Slide 1 - Slide


Is het je gelukt om de opdrachten van woordenschat - betekenissen te maken?

Slide 2 - Poll

Periode 1 staat in het teken van woordenschat. Je sluit periode 1 af met één cijfer. Dit cijfer is opgebouwd uit de volgende onderdelen:
1) Toets woordenschat in week 7
Deze toets kun je herkansen

 
Afronding periode 1 (herhaling)
Let op!
Je hebt de mogelijkheid om te werken op 2F, maar ook op 3F. Durf je de uitdaging op 3F aan, overleg dit dan met je docent. 

Maak je al je toetsen op 2F -> dan word je aan het eind van de periode beoordeeld op 2F
Maak je al je toetsen op 3F -> dan word je aan het eind van de periode beoordeeld op 3F

Slide 3 - Slide

Beeldspraak
Beeldspraak.. Weet jij wat het is?

Slide 4 - Mind map


Feit, mening of argument?
Beeldspraak is ...
A
Het niet altijd letterlijk nemen van zinnen/teksten
B
Figuurlijk taalgebruik
C
Iets vergelijken met een bepaald beeld
D
Ander woord voor gebarentaal

Slide 5 - Quiz

Hoeveel weet jij eigenlijk van spreekwoorden/uitdrukkingen

Probeer bij elke foto het juiste spreekwoord/uitdrukking op te schrijven. 

Succes!
 
Spreekwoorden/uitdrukkingen

Slide 6 - Slide

Foto 1: 

Slide 7 - Slide


Welk spreekwoord/uitdrukking hoort bij deze foto?

Slide 8 - Open question


Appels met peren vergelijken betekent ...
A
Vergelijken met elkaar is een slechte zaak.
B
Je vergelijkt twee dingen die erg op elkaar lijken.
C
Je kunt niet twee totaal verschillende dingen met elkaar vergelijken.

Slide 9 - Quiz

Foto 1: 

Slide 10 - Slide


Welk spreekwoord/uitdrukking hoort bij deze foto?

Slide 11 - Open question


Het is een dubbeltje op zijn kant betekent ...
A
Het is erg onzeker
B
Hij staat er half in
C
Het gaat helemaal fout
D
Weinig geld hebben

Slide 12 - Quiz

Foto 1: 

Slide 13 - Slide


Welk spreekwoord/uitdrukking hoort bij deze foto?

Slide 14 - Open question


Het is een schot in de roos betekent ...
A
Precies goed raken
B
Iets is een succes
C
Iemand kan goed schieten

Slide 15 - Quiz

Foto 1: 

Slide 16 - Slide


Welk spreekwoord/uitdrukking hoort bij deze foto?

Slide 17 - Open question


Je kop in het zand steken  betekent ...
A
Doen alsof er geen probleem is
B
Weglopen van een ruzie
C
Iemand negeren

Slide 18 - Quiz


Welk spreekwoord/uitdrukking hoort bij deze foto?

Slide 19 - Open question


Nu komt de aap uit de mouw betekent ...
A
Achter een leugen komen
B
Erachter komen dat iemand liegt
C
Iemand zien die je lang niet gezien hebt
D
Nu blijkt wat werkelijk de bedoeling was

Slide 20 - Quiz

Foto 1: 

Slide 21 - Slide


Welk spreekwoord/uitdrukking hoort bij deze foto?

Slide 22 - Open question


Voor joker staan betekent ...
A
Voor schut staan
B
Ergens hard om kunnen lachen
C
Iemand anders zijn
D
Vooraan in de rij staan

Slide 23 - Quiz

  • Een spreekwoord is onveranderlijk. Je gebruikt dus altijd dezelfde woorden in dezelfde volgorde. 
  • Een spreekwoord is bovendien altijd een mededeling, geen vraag. Meestal is een spreekwoord een algemene levenswijsheid: zo gaat het nu eenmaal in de wereld. 

Spreekwoorden en uitdrukkingen
Spreekwoorden

Slide 24 - Slide

Voorbeelden van spreekwoorden zijn: 
  • ‘Na regen komt zonneschijn’
  • ‘Boontje komt om zijn loontje’ 
  • ‘Oost west, thuis best’

Spreekwoorden en uitdrukkingen
Spreekwoorden

Slide 25 - Slide

  • Uitdrukkingen lijken erg op gezegden, maar het verschil is dat in een uitdrukking wel een werkwoord voor kan komen. Hierdoor is een uitdrukking wel een hele zin. 
  • Een uitdrukking heeft net zoals een gezegde vaak een figuurlijke betekenis en bevat (in tegenstelling tot een spreekwoord) meestal geen wijsheden.

Spreekwoorden en uitdrukkingen
Uitdrukkingen
Letterlijk
Dit vertelt precies wat er gebeurd is, er zit geen andere betekenis achter
Figuurlijk
Dit betekent dat het anders wordt bedoeld dan er staat.

Slide 26 - Slide

Voorbeelden van spreekwoorden zijn: 
  • 'Met de Noorderzon vertrekken' - Onaangekondigd vertrekken en niks meer van je laten horen.
  • 'Lachen als een boer met kiespijn' - Meelachen terwijl je eigenlijk niet echt moet lachen.

Spreekwoorden en uitdrukkingen
Uitdrukkingen

Slide 27 - Slide

  • Kijk het filmpje op de volgende slide;
  • Fred gebruikt spreekwoorden & gezegdes, maar maakt hierbij veel fouten.
  • Probeer de uitdrukkingen te verbeteren. 
  • Je mag gebruik maken van internet om het juiste spreekwoord of gezegde op te zoeken! 

Opdracht: Fred, de koning van de spreekwoorden

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video


Welke spreekwoorden/uitdrukkingen heb je gevonden?

Slide 30 - Open question

Starttaal Online - Studiemeter

  • Ga naar Starttaal Online;
  • Start met '2F' of '3F';
  • Start met 'Taalverzorging';
  • Ga naar Beeldspraak
  • Maak 'Beeldspraak (betekenissen-beeldspraak 
Aan de slag in ...

Slide 31 - Slide