2. Herhalen ontleden, lv, mv. bwb

Ontleden (nodig voor 1e, 3e en 4e naamval)
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ontleden (nodig voor 1e, 3e en 4e naamval)

Slide 1 - Slide

Herhaling zinsdelen

Slide 2 - Slide

Het onderwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
wie/wat?
B
wie/wat+persoonsvorm?
C
wie/wat + werkwoordelijk gezegde
D
wie/wat + lijdend voorwerp?

Slide 3 - Quiz

Wat is het onderwerp uit deze zin:
De jongen die daar loopt, wil een afspraak met mijn tante maken.
A
de jongen
B
mijn tante
C
een afspraak
D
de jongen die daar loopt

Slide 4 - Quiz

lijdend voorwerp

Slide 5 - Slide

Lijdend Voorwerp
  • Wie / wat + gezegde + onderwerp
  • Ondergaat de handeling
  • Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp!
  • Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!

Slide 6 - Slide

Het lijdend voorwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
wie/wat + wg + o?
B
wie/wat + wg?
C
wie/wat + mv?
D
wie/wat + lv?

Slide 7 - Quiz

Wat is in de volgende zin het lijdend voorwerp?
- De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.
A
de postbezorger
B
de bestelling
C
de klant
D
Er is geen lijdend voorwerp.

Slide 8 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:

'Liza at vandaag twee stukken pizza.'
A
twee stukken
B
pizza
C
twee stukken pizza
D
Er is geen lijdend voorwerp.

Slide 9 - Quiz

Meewerkend voorwerp (mv)
Het meewerkend voorwerp is een zinsdeel. 

Dit zinsdeel geeft aan voor wie iets bestemd is

Mijn broer /heeft /een auto /voor mijn oom /gekocht. (met lv)

De auto is /voor mijn oom/ gekocht. (zonder lv)
Meewerkend voorwerp (mv)

Slide 10 - Slide

Meewerkend voorwerp (mv)
Het meewerkend voorwerp is een zinsdeel. 

Dit zinsdeel geeft aan voor wie iets bestemd is

Aan hem/ heb/ ik /de oplossing /gegeven (met lv)

De oplossing /is /aan hem /gegeven. (zonder lv)
Meewerkend voorwerp (mv)

Slide 11 - Slide

Het vakantiewerk heeft ons vijftig euro opgeleverd



Klassikaal: 
Wat is het onderwerp, het meewerkend voorwerp en het lijdend voorwerp?

Slide 12 - Slide

Gaan jullie de burgemeester interviewen?

het meewerkend voorwerp is:
A
gaan interviewen
B
de burgemeester
C
geen meewerkend voorwerp
D
jullie

Slide 13 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten.
A
Geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 14 - Quiz

Meewerkend voorwerp?
Wie heeft gisteren mijn konijn eten gegeven?

A
wie
B
mijn konijn
C
geen meewerkend voorwerp
D
eten

Slide 15 - Quiz

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Link

Slide 18 - Link