(3vwo) H1 Bevolking en migratie paragraaf 5 deel 2

Planning:
  • Nakijken
  • Introductie
  • Uitleg: paragraaf 5 H1
  • maken opdracht 4 t/m 6
  • nabespreken paragraaf
  • afsluiting
aan het einde van de les kan/weet je:
  • Waardoor krimpt de bevolking in Californië
  • Hoe bereken je het migratiesaldo?
  • Op welke 2 manieren kun je bevolkingscijfers uitdrukken?
  • Hoe bereken je het geboorte- sterftecijfer?
1 / 20
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Planning:
  • Nakijken
  • Introductie
  • Uitleg: paragraaf 5 H1
  • maken opdracht 4 t/m 6
  • nabespreken paragraaf
  • afsluiting
aan het einde van de les kan/weet je:
  • Waardoor krimpt de bevolking in Californië
  • Hoe bereken je het migratiesaldo?
  • Op welke 2 manieren kun je bevolkingscijfers uitdrukken?
  • Hoe bereken je het geboorte- sterftecijfer?

Slide 1 - Slide

nakijken

Slide 2 - Slide

Benodigde voorkennis 
Je weet wat
Je weet wat
Je weet wat
Je weet

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

uitleg/aantekeningen

Slide 5 - Slide

California is dé sunbeltstaat

Positieve kenmerken:
  • Middellandse Zeeklimaat  
  • Veel ruimte  
  • Prachtige natuur  
  • Pullfactoren

Grote bevolking, grote economie



Slide 6 - Slide

California is dé sunbeltstaat
 
Negatieve kenmerken:  
  • Onbetaalbaar voor veel mensen  
  • Vol en druk met lange files  
  • Klimaatverandering: droogte met bosbranden
  • pushfactoren

Nu: dalend geboortecijfer en binnenlands vertrekoverschot,  migratie naar Texas

Slide 7 - Slide

Sociale bevolkingsgroei

  • Migratiesaldo: het verschil tussen het aantal mensen dat een land binnenkomt en het aantal mensen dat vertrekt.

  • Is het positief dan is er sprake van een vestigingsoverschot, is het negatief dan is er sprake van een vertrekoverschot.

Slide 8 - Slide

Bevolkingscijfers: absoluut en relatief
Je kunt de bevolkingscijfers op twee manieren weergeven. 

Absolute cijfers:
Hier gaat het om aantallen of hoeveelheden.
Bijv: 10, 100, 2000, 35.000.000 etc

Relatieve cijfers:
Hier gaat het om promillages           per 1.000 of ‰ 
bijv: geboortecijfer, sterftecijfer, zuigelingensterfte, etc

Gebruik van relatieve cijfer kun je makkelijk landen en of gebieden met elkaar vergelijken.

De absolute en relatieve bevolkingscijfers van Duitsland, 2015.

Slide 9 - Slide

Migratiesaldo
Berekening migratiesaldo:
Immigranten - emigranten

Voorbeeld: California
216.000 emigranten (vertrek)
210.000 immigranten (vestigen)
210.000 - 216.000 = -6.000
Is hier sprake van een vestigingsoverschot of een vertrekoverschot?

Slide 10 - Slide

Geboortecijfer en sterftecijfer
Geboortecijfer: 
het aantal geboortes per 1000 inwoners

Sterftecijfer: 
het aantal sterfgevallen per 1000 inwoners

Berekening geboorte- of sterftecijfer:


Geboortecijfer
Geboortes / aantal inwoners x 1000

Sterftecijfer
Sterftes  / aantal inwoners x 1000

Slide 11 - Slide

Voorbeeld geboortecijfer berekenen
Nederland:
  • 18.000.000 inwoners
  • 150.000 geboortes

150.000  /  18.000.000 = (0,0083) x 1000 = 8,3 per 1000 inw.


Het sterftecijfer berekenen doe je exact hetzelfde!
Absoluut getal
Relatief getal

Slide 12 - Slide

Natuurlijke bevolkingsgroei
Geboorte en sterfte vormen samen de natuurlijke bevolkingsgroei. De bevolking kan groeien of  krimpen.  
Bijv: Wanneer de geboortes groter zijn dan de sterftes, dan groeit de bevolking. Anders om dan krimpt de bevolking.

Geboorteoverschot:
Wanneer er meer geboortes zijn dan sterfte, spreek je van een geboorteoverschot. De bevolking groeit.

Sterfteoverschot:
Wanneer er meer sterftes zijn dan geboortes, spreek je van een sterfteoverschot. De bevolking krimpt.

Slide 13 - Slide

Voorbeeld natuurlijke bevolkingsgroei berekenen


Berekening natuurlijke bevolkingsgroei:
Aantal geboortes - aantal sterftes

740.000 - 560.000 = 180.000
Is hier sprake van een geboorteoverschot of een sterfteoverschot?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

zelfstandig werken
lezen paragraaf 5 H1 Zoom in California
maken opdracht 4 t/m 6
gebruik hierbij:
  • tekstboek blz. 16/17
  • werkboek blz. 18/19
stoplicht: Rood = stil lezen en werken. Oranje = fluisteren als je wilt overleggen. Groen = normaal praat niveau met werken
timer
1:00

Slide 16 - Slide

herhalen/nabespreken

Slide 17 - Slide

Exit Ticket
Hoe goed heb je de les begrepen?
timer
1:00
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

vandaag heb ik geleerd:
timer
1:00

Slide 19 - Open question

vandaag vind ik nog moeilijk:
timer
1:00

Slide 20 - Open question