Les 4 - H3.1 - Herhaling

Herhalingsles 3.1
- Huiswerk voor deze les
- Herhaling vorige les
- Herhaling lessonup paragraaf 3.1
- Huiswerk
1 / 23
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhalingsles 3.1
- Huiswerk voor deze les
- Herhaling vorige les
- Herhaling lessonup paragraaf 3.1
- Huiswerk

Slide 1 - Slide

Huiswerk voor deze les
Het huiswerk voor deze les was:
- Lezen paragraaf 3.1
- Zelfstandig door lessonup, paragraaf 3.1
- Maken vraag 1 t/m 4
- Lezen paragraaf 3.2

Slide 2 - Slide

Wat heb je de vorige les geleerd?

Slide 3 - Mind map

Opdracht
- Bestudeer paragraaf 1 (nogmaals), iBooks
-> je krijgt hier 5 minuten de tijd voor.

Slide 4 - Slide

Wat heb je net geleerd?

Slide 5 - Mind map

Herhaling lessonup paragraaf 3.1
We gaan nu het tweede deel van lessonup paragraaf 3.1 samen afkijken/maken.

Slide 6 - Slide

De bevolking van een land kan op 2 manieren groeien of afnemen:
  • Natuurlijke bevolkingsgroei: groei of krimp van een bevolking door geboorte en sterfte
  • Sociale bevolkingsgroei: krimp of groei van de bevolking door emigratie en immigratie
het verlaten van een land om je elders te vestigen
is het zich vestigen in een ander land of gebied.

Slide 7 - Slide

Bestudeer de volgende dia, hierna volgt een vraag.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Waar is de natuurlijke bevolkingsgroei het grootst?
A
Indonesië
B
Nederland

Slide 10 - Quiz

Rekenen met bevolkingscijfers
2 soorten cijfers:
  • Absoluut: in aantallen
  • Relatief: in percentages, promille of per 1000 inwoners

Slide 11 - Slide

Geboorte- en sterftecijfer
  • Geboortecijfer =  het aantal geboortes (per 1000 inwoners)
  • Sterftecijfer = het aantal sterfgevallen (per 1000 inwoners)

Geboorte- of sterftecijfer berekenen:
  • Geboortes : aantal inwoners x 1000
  • Sterfgevallen : aantal inwoners x 1000


Slide 12 - Slide

Voorbeeld geboortecijfer berekenen:
Land 1
20.000.000 inwoners
740.000 geboortes

740.000  /  20.000.000 = (0,037) x 1000 = 37
Absoluut getal
Relatief getal

Slide 13 - Slide

Voorbeeld sterftecijfer berekenen:
Land 1
20.000000 inwoners
560.000 sterfgevallen

560.000  /  20.000000 = (0,028) x 1000 = 28
Absoluut getal
Relatief getal

Slide 14 - Slide

Natuurlijke bevolkingsgroei
Geboorteoverschot
  • Er zijn meer mensen geboren dan gestorven

Sterfteoverschot
  • Er zijn meer mensen gestorven dan geboren

De bevolkingsgroei kan stijgen of dalen

Slide 15 - Slide

Natuurlijke bevolkingsgroei berekenen:

Natuurlijke bevolkingsgroei
  • Aantal geboortes - aantal sterfgevallen

740.000 - 560.000 = 180.000
Is hier sprake van een geboorteoverschot of een sterfteoverschot?

Slide 16 - Slide

Migratiesaldo
  • Migratiesaldo: het verschil tussen het aantal mensen dat een land binnenkomt en het aantal mensen dat vertrekt.
  • Is het positief dan is er sprake van een vestigingsoverschot, is het negatief dan is er sprake van een vertrekoverschot

Slide 17 - Slide

Migratiesaldo
Migratiesaldo 
  • Immigranten - emigranten

Land 1
16.000 emigranten
210.000 immigranten
210.000 - 16.000 = 50.000
Is hier sprake van een vestigingsoverschot of een vertrekoverschot?

Slide 18 - Slide

Totale bevolkingsgroei
  • Berekenen:
Natuurlijke bevolkingsgroei + migratiesaldo

Land 1
180.000 natuurlijke bevolkingsgroei
50.000 migratiesaldo



180.000 + 50.000 = 230.000
Neemt de bevolking in dit land toe of juist af?

Slide 19 - Slide

Nu zelf
Maak opdracht 1 van Hoofdstuk 3 (10 minuten)

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Kennen & Kunnen
  • Je kunt rekenen met relatieve en absolute demografische gegevens
  • Je kent 3 soorten leeftijdsgrafieken en kunt deze aflezen
  • Je kent de betekenis van de volgende begrippen:
  • Geboortecijfer
  • Sterftecijfer
  • Immigratie
  • Emigratie
  • Vergrijzing
  • Vergroening
  • Demografie
  • Geboorteoverschot
  • Sterfteoverschot
  • Migratiesaldo
  • Natuurlijke bevolkingsgroei
  • Sociale bevolkingsgroei
  • Absolute cijfers
  • Relatieve cijfers

Slide 22 - Slide

Opdracht/huiswerk 
Huiswerk voor wo 27/01, 2e uur

-> Lesdoelen paragraaf 3.1 beantwoorden

-> Maken vraag 1 t/m 4, opdrachtenboekje (zie ook Teams)
-> Leren paragraaf 3.1 (tekst iBooks en begrippen)
-> Lezen paragraaf 3.2, iBooks

Slide 23 - Slide