Spelling oefenen

werkwoordspelling
Alle vragen zijn toepassingsvragen.
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

werkwoordspelling
Alle vragen zijn toepassingsvragen.

Slide 1 - Slide

(Worden-tt) jij niet misselijk in de python?
A
word
B
wordt
C
wort

Slide 2 - Quiz

De voorbijganger (wijzen-t.t) ons de kortste weg naar het centrum.
A
wijst
B
wijsd
C
wijsdt

Slide 3 - Quiz

Het vliegtuig (landen-tt) vanmiddag om drie uur.
A
landt
B
land
C
lant

Slide 4 - Quiz

In de zomer (fotograferen-tt) Lisette veel meer dan in de winter.
A
fotografeerd
B
fotografeert
C
fotografeerd

Slide 5 - Quiz

U (verbieden) ons toch niet om naar het zwembad te gaan?
A
verbiedt
B
verbiet
C
verbied

Slide 6 - Quiz

Mijn broer (pesten-vt) me met mijn beugel.
A
peste
B
pestte

Slide 7 - Quiz

(Spelen-vt) jij vorig jaar in hetzelfde team als nu?
A
speelde
B
speeldde

Slide 8 - Quiz

Het (hozen-vt) van de regen.
A
hoostte
B
hooste
C
hoosdde
D
hoosde

Slide 9 - Quiz

Wij (dansen-vt) op de muziek van Taylor Swift.
A
danste
B
dansten
C
dansde
D
dansden

Slide 10 - Quiz

De officier (bestraffen) het wangedrag van de soldaten.
A
bestrafte
B
bestraftte
C
bestrafde
D
bestrafdde

Slide 11 - Quiz

De leeuwen zijn naar een ander hok (verhuizen).
A
verhuisd
B
verhuist
C
verhuisdt

Slide 12 - Quiz

Op straat werd ik voor een donatie voor Amnesty (benaderen).
A
benaderd
B
benadert
C
benaderdt

Slide 13 - Quiz

Mijn pakje wordt vandaag nog (versturen).
A
verstuurd
B
verstuurt
C
verstuurdt

Slide 14 - Quiz

We hebben op de muziek van Taylor Swift (dansen).
A
gedansd
B
gedanst
C
gedansdt

Slide 15 - Quiz

De politie (beschuldigen-tt) hem van rijden door rood licht.
A
beschuldigt
B
beschuldigd
C
beschuldigdt

Slide 16 - Quiz

De politie heeft hem van rijden door rood licht (beschuldigen).
A
beschuldigt
B
beschuldigd
C
beschuldigdt

Slide 17 - Quiz

De politie (beschuldigen-vt) hem van rijden door rood licht.
A
beschuldigde
B
beschuldigdde
C
beschuldigte
D
beschuldigtte

Slide 18 - Quiz

Zij heeft vroeger een Aziatische vechtsport (beoefenen)
A
beoefend
B
beoefent
C
beoefendt

Slide 19 - Quiz

Zij (beloven-tt) hem dat ze na school op hem wacht.
A
belooft
B
beloofd
C
beloofdt

Slide 20 - Quiz

Zij (beloven-vt) hem dat ze na school op hem wacht.
A
beloofde
B
beloofdde
C
beloofte
D
belooftte

Slide 21 - Quiz

Het (verrassen-vt) mij wel dat we geen huiswerk kregen.
A
verraste
B
verrastte
C
verrasde
D
verrasdde

Slide 22 - Quiz

Zij (stiften-vt) haar lippen tussen de lessen door.
A
stifte
B
stiftte
C
stifde
D
stifdde

Slide 23 - Quiz

Hij (bellen-tt) zijn oma iedere woensdag.
A
beld
B
belt
C
beldt

Slide 24 - Quiz

Hij heeft zijn oma iedere woensdag (bellen).
A
gebeld
B
gebelt
C
gebeldt

Slide 25 - Quiz

Hij (bellen-vt) zijn oma iedere woensdag.
A
belde
B
beldde
C
belte
D
beltte

Slide 26 - Quiz

Mijn oma (doven-tt) de kaarsen voor ze naar de keuken loopt.
A
dooft
B
doofd
C
doofdt

Slide 27 - Quiz

Mijn oma (doven-vt) de kaarsen voor ze naar de keuken liep.
A
doofde
B
doofte
C
doofdde
D
dooftte

Slide 28 - Quiz

Mijn oma heeft de kaarsen (doven) voor ze naar de keuken liep.
A
gedooft
B
gedoofd
C
gedoofdt

Slide 29 - Quiz

Hij (vermoeden-vt) niet dat hij een verrassingsfeest kreeg.
A
vermoede
B
vermoedde

Slide 30 - Quiz

Hij (vermoeden-tt) niet dat hij een verrassingsfeest krijgt.
A
vermoed
B
vermoet
C
vermoedt

Slide 31 - Quiz

Jouw vraag heeft mij erg (verrassen).
A
verrast
B
verrasd
C
verrasdt

Slide 32 - Quiz

(bezorgen-tt) je supermarkt ook aan huis?
A
bezorgd
B
bezorgt
C
bezorgdt

Slide 33 - Quiz

(worden-tt) jij ook zo moe van spelling?
A
word
B
wordt

Slide 34 - Quiz

(melden) je vandaag nog aan voor een nieuwe VVV3!
A
meld
B
meldt

Slide 35 - Quiz

(Verbieden-tt) je leraar dat je in de les mag lopen?
A
verbiedt
B
verbied

Slide 36 - Quiz

Ik (uploaden-tt) de vragen in LessonUp.
A
upload
B
uploadt

Slide 37 - Quiz

Ik (uploaden-vt) de vragen in LessonUp.
A
uploade
B
uploadde

Slide 38 - Quiz