Engelse werkwoorden vlgs NL spellingregels

Engelse werkwoorden
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Engelse werkwoorden

Slide 1 - Slide

Engelse werkwoorden 

Slide 2 - Slide

Engelse werkwoorden

Slide 3 - Slide

Engelse werkwoorden
infinitief
stam
tt
vt
vd
werken
werk

ik werk
jij werkt
ik werkte
jij werkte
ik heb gewerkt
mailen
mail
ik mail
jij mailt
ik mailde
jij mailde
ik heb gemaild
daten
date
ik date
jij datet
ik datete
jij datete
ik heb gedatet

Slide 4 - Slide

spelling engelse werkwoorden

Slide 5 - Slide

Hoe spel je Engelse werkwoorden?
A
Volgens de Nederlandse spellingsregels
B
Volgens de Engelse spellingsregels
C
Volgens aparte spellingsregels
D
Hangt af van het woord. Sommige spelling volgens Nederlandse regels, andere Engels.

Slide 6 - Quiz

Engelse werkwoorden
Hij heeft de bal over het net (smashen).
A
gesmasht
B
gesmashed
C
gesmashet
D
gesmashd

Slide 7 - Quiz

Engelse werkwoorden
Hij (managen-vt)
A
managede
B
managete
C
managde
D
managte

Slide 8 - Quiz

Engelse werkwoorden
Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 9 - Quiz

Engelse werkwoorden
Wij hebben (basketballen)
A
gebasketballd
B
gebasketbald

Slide 10 - Quiz

Engelse werkwoorden
Jij (deleten-tt)
A
deletet
B
delet

Slide 11 - Quiz

Engelse werkwoorden

Hij ...(racen - vt).
A
Hij racte.
B
Hij racette.
C
Hij racde.
D
Hij racete.

Slide 12 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd

Slide 13 - Quiz

Weet je of hij het bestand al heeft (downloaden)?

Slide 14 - Open question

Tijdens het concert van Taylor Swift werd er ineens (stagediven).

Slide 15 - Open question

Tijdens de vorige pauze (vapen) enkele leerlingen stiekem op het toilet.

Slide 16 - Open question

Ik snap hoe je de Engelse werkwoorden schrijft
A
Ja
B
Ja, maar ik wil nog wat extra instructie
C
Nee, ik snap er nog niet veel van.

Slide 17 - Quiz