spijsverteringsstelsel 1

1 / 47
next
Slide 1: Slide
AfpMBOStudiejaar 3

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Welke cel kan niet delen?
A
bindweefselcel
B
zenuwcel
C
kliercel

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel chromosomen bevat één celkern?
A
21
B
46
C
4
D
23

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Zorgt ervoor dat het lichaam bewegingen kan uitvoeren. Geeft ook stevigheid aan het lichaam.
A
Bindweefsel
B
dekweefsel
C
spierweefsel
D
zenuwweefsel

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn weefsels?
A
Weefsels zijn groepen cellen die samenwerken.
B
Weefsels zijn alleen te vinden in planten.
C
Weefsels zijn organen in het menselijk lichaam.
D
Weefsels zijn individuele cellen.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de functie van weefsels in het menselijk lichaam?
A
Weefsels transporteren zuurstof.
B
Weefsels produceren energie.
C
Weefsels hebben geen functie in het menselijk lichaam.
D
Weefsels vervullen specifieke taken en zorgen voor structuur.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welke rol speelt bindweefsel in wondgenezing?
A
Aanmaak van nieuwe bloedcellen
B
Transport van voedingsstoffen
C
Vorming van littekenweefsel
D
Eliminatie van afvalstoffen

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

wat betekent huidflora?
A
Micro-organismen die je langdurig op je huid bij je draagt
B
Bacteriën in de talg- en zweetklieren die een infectie kunnen veroorzake
C
Zwemmerseczeem
D
Bacteriën in de talgklieren die acne-puistjes veroorzaken

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Ouderen kunnen sneller een bot breken dan jongeren.

Hoe komt dat?
A
De botten van ouderen bevatten meer botweefsel dan kraakbeenweefsel, waardoor de botten te hard worden en daardoor gemakkelijker breken
B
De botten van ouderen bevatten meer kalkzouten en minder lijmstoffen, waardoor de botten minder flexibel en buigzaam zijn en daardoor gemakkelijker breken
C
De botten van ouderen bevatten meer kraakbeenweefsel dan botweefsel, waardoor de botten te hard worden en daardoor gemakkelijker breken
D
De botten van ouderen bevatten meer lijmstoffen en minder kalkzouten, waardoor de botten minder flexibel en buigzaam zijn en daardoor gemakkelijker breken

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de functie van gewrichtsvloeistof?
A
glad maken van gewrichtsoppervlak
B
voeding van het gewrichtsoppervlak
C
stabiliteit van het gewricht

Slide 11 - Quiz

 gewrichtsvocht levert zuurstof en voedingsstoffen aan het kraakbeen van het gewrichtsoppervlak. kraakbeen bevat geen bloedvaten. Het gewrichtskraakbeen is een gladde laag. Als het gewricht  beschadigd is en  ruw wordt, kan de synovia (gewrichtsvocht) het niet gladder maken. Een gewricht is stabiel als de gewrichtsdelen goed passen en door de gewrichtsbanden.
Welke functie heeft een tussenwervelschijf in de wervelkolom?
A
schokdemping
B
productie van het bloed
C
productie van ruggenmergvloeistof
D
wervels op elkaar houden

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Als verzorgende geef je injecties. als op deze afbeelding.

Hoe heet deze toedieningswijze?

Slide 13 - Open question

injectie in de spier; intramusculair.
 injectie plaatsen zijn;
deltaspier (m. deltoïdeus)
grote bilspier (m. gluteus)
vierkoppige bovenbeenspier (m. quadriceps femoris)

Waar kan je lichaam door bewegen?
A
Alleen door botten
B
Door botten en spieren samen
C
Alleen door spieren

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Waar bestaan spieren uit?
A
Pezen
B
Spiervezels
C
Vlies

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat zit er tussen een bot en een spier?
A
Spierbundel
B
Spiervezel
C
Pees
D
Vlies

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Door spieren te trainen worden ze langer.
Is deze bewering juist of onjuist?
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

De spijsvertering eindigt bij de anus, waar BEGINT de spijsvertering?
A
In de maag
B
In de dikke darm
C
In de mond
D
In de slokdarm

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het doel van spijsvertering?
A
Voedingsstoffen verteren ( kleiner maken) om eventueel opgenomen te worden
B
Voedingstoffen eten
C
Voedingstoffen uitpoepen zodat je schoner bent
D
Om je eten zo goed mogelijk eetbaar te maken zodat je meer energie krijgt.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Slide 22 - Video

This item has no instructions

Wat is de goede volgorde van de spijsvertering?
A
mond, slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag, dikke darm
C
mondholte, slokdarm, maag, dunne darm, dikke darm
D
slokdarm, dikke darm, dunne darm, maag, mondholte

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

wat zijn de vier basis
functies van het
spijsverteringstelsel?

Slide 24 - Mind map

transport (peristaltiek)
vertering
resorptie
uitscheiding
Hoelang duurt de spijsvertering ongeveer?
A
1 week
B
1 dag
C
1 uur

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

het opnemen van voedingsstoffen in het lichaam noemen we ook wel?
A
vertering
B
uitscheiding
C
resorptie
D
afbreking

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Welk enzym verteert de vetten?
A
Lipase
B
Pepsine
C
Amylase
D
Maltose

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

koolhydraten en vetten zijn bouwstoffen?
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quiz

Koolhydraten en vetten zijn brandstoffen. Als ze worden verbrand komt er energie vrij. Cellen gebruiken die energie voor de taken die ze uitvoeren.
Eiwitten dienen voornamelijk als bouwstof voor nieuwe cellen of onderdelen van cellen. Als er meer koolhydraten, vetten en eiwitten worden gegeten dan het lichaam gebruikt, wordt de rest omgezet in vetweefsel.
Sommige koolhydraten (vezels) kunnen niet worden afgebroken en opgenomen in het spijsverteringskanaal, maar ze zijn wel belangrijk voor een goede darmwerking. bron; learnbeat.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Goed kauwen is belangrijk, omdat dit spijsverteringsproblemen voorkomt en slijm toevoegt aan de voedselmassa.
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Wat wordt verstaan onder slikken?
A
de slikreflex
B
de verplaatsing van voedsel van achter in de keel tot in de slokdarm
C
het proces van afhappen totdat het voedsel in de maag is

Slide 35 - Quiz

Slikken is niet alleen de beweging achter in je mond en keel. Ook het afhappen, in de mond naar achteren verplaatsen en het transport van het voedsel door de slokdarm zijn onderdeel van het slikproces.

uitleggen afhappen; waarom niet afvegen als je helpt met eten? praktijkvoorbeeld geven
Wat is de functie van de tong bij de spijsvertering?
A
Sappen aan voeding toevoegen
B
Ondersteunen bij het slikken van voeding
C
Ondersteunen bij het klein maken van voeding
D
Voeding de slokdarm ''induwen''

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Slide 38 - Video

gevolgen verslikken;
(onbedoeld) gewichtsverlies.
een verslechterde voedingstoestand waardoor de kans op decubitus (doorliggen) toeneemt.
longontsteking (verslikpneumonie)
minder plezier bij het eten en drinken.
bron; zorgvoorbeter.nl 
waarom is het het belangrijk dat de zorgvrager een goede houding heeft tijdens het eten?

Slide 39 - Open question

Reflux is het terugstromen van maaginhoud naar de slokdarm en de mond. Dat gaat zonder braakneiging en zonder de kracht waarmee braken plaatsvindt. Dit gebeurt vooral in een liggende houding. De sluitspier tussen de slokdarm en de maag is namelijk niet erg sterk. Wanneer ook de opening voor de slokdarm in het middenrif groot is, kan de maaginhoud gemakkelijk terugstromen. Reflux kan leiden tot het gevoel van zuurbranden. Als er vaak reflux optreedt kan de zure maaginhoud de slokdarmwand beschadigen, waardoor een ontsteking (oesofagitis) kan ontstaan. bron; learnbeat

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Reflux treedt vooral op in liggende houding, braken in allerlei houdingen
A
juist
B
onjuist

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Door de aanwezigheid van bilirubine heeft de ontlasting een "stopverf" kleur.
A
juist
B
onjuist

Slide 43 - Quiz

Kleur
Ontlasting heeft een bruine kleur door de aanwezigheid van bilirubine.

Een rode kleur kan duiden op de aanwezigheid van (vers) onverteerd bloed, uit het laatste deel van de dikke darm of endeldarm. 

Ook bepaalde medicijnen en een maaltijd met rode bieten kunnen de ontlasting rood kleuren.

Een zwarte kleur kan duiden op de aanwezigheid van veel ‘oud’ (verteerd) bloed dat afkomstig is uit de slokdarm, maag of darmen. Deze zwarte ontlasting (melena) heeft een weeïge geur. Ook ijzerpreparaten, drop en zwarte kool (Norit) kunnen de ontlasting zwart kleuren. Dan is het echter geen melena.

Een grijzige, ontkleurde en vettige ontlasting wijst erop dat er geen bilirubine in zit door een afsluiting van de galbuis. De vetvertering is daardoor verstoord.

Groenige pus bij de ontlasting wijst op een darminfectie in het laatste deel van de dikke darm of endeldarm. bron; learnbeat
Een zorgvrager heeft twee keer per week
goed gevormde ontlasting.
Defecatie kost hem geen moeite of pijn.
Dit ontlastingspatroon noem je:

Slide 44 - Mind map

normaal patroon wanneer er geen klachten zijn.
opdracht 
van kop tot kont

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Slide 47 - Slide

This item has no instructions