Werkwoordspelling mix 25 januari 2022

WERKWOORDSPELLING
- persoonsvorm tegenwoordige tijd
- persoonsvorm verleden tijd (klankvast en klankveranderend)
- voltooid deelwoord
- bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

1 / 39
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 7

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

WERKWOORDSPELLING
- persoonsvorm tegenwoordige tijd
- persoonsvorm verleden tijd (klankvast en klankveranderend)
- voltooid deelwoord
- bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

Uit hoeveel woorden bestaat de kortste zin die je kunt bedenken?

Slide 2 - Slide

Onderwerp plus persoonsvorm
Ik loop.  -  Ik liep.
 Wij lopen.  -  Wij liepen.


Slide 3 - Slide

SOORTEN WERKWOORDEN
De fiets valt.  -  De fiets viel.
 De fietsen vallen.  -  De fietsen vielen.
De fiets is gevallen.
De gevallen fiets.

Slide 4 - Slide

TEGENWOORDIGE TIJD
De fiets valt.
De fietsen vallen.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

herstellen [tt] Ik _____________ de schade aan mijn fiets

Slide 7 - Open question

lijken [tt] _____________ jij op je moeder?

Slide 8 - Open question

zingen [tt] Sky _____________ met zijn vrienden

Slide 9 - Open question

binden [tt] Straks _____________ hij het touw aan de boom

Slide 10 - Open question

VERLEDEN TIJD
De fiets viel.
De fietsen vielen.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

VOORBEELD

Klankveranderende werkwoorden


kopen : ik koop - ik kocht

lopen : ik loop - ik liep

geven : wij geven - wij gaven

kruipen : zij kruipen - zij kropen

Slide 13 - Slide

komen [vt] Gisteren _____________ ik veel te laat bij de tennisles aan

Slide 14 - Open question

roepen [vt] Toen we zagen dat het mis ging _____________ we meteen om hulp.

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

't X - K o F S C H i P
Hele werkwoord -> -en eraf = stam
laatste letter stam in 't X-KoFSCHiP? -> verder met -te(n)
laatste letter stam niet in 't X-KoFSCHiP? -> verder met -de(n)
(TWEE INSTINKERS!)

Slide 17 - Slide

leren [vt] Gisteren _____________ we veel over Exploding Kittens.

Slide 18 - Open question

vergroten [vt] De kinderen _____________ vorige week hun kennis in het museum.

Slide 19 - Open question

mix
van
alles

Slide 20 - Slide

doen [tt] Ik _____________ altijd mijn best.

Slide 21 - Open question

klimmen [vt] Vorige week _____________ jij de heuvel makkelijk op

Slide 22 - Open question

kleuren [vt] Afgelopen dinsdag _____________ Li-shai op een dolfijnenkleurplaat.

Slide 23 - Open question

duiken [tt] Widjai _____________ graag in het zwembad.

Slide 24 - Open question

vinden [tt] Je _____________ planten en dieren in de natuur.

Slide 25 - Open question

branden [vt] Vorige week _____________ ik mijn vingers.

Slide 26 - Open question

vergroten [tt] Gisteren _____________ de kinderen de ruimte.

Slide 27 - Open question

verblijven [vt] Toen _____________ jij op het strand

Slide 28 - Open question

genieten [vt] Aya _____________ gisteren van een lekkere fruitsalade

Slide 29 - Open question

maken [vt]
Mozes en Jonathan _____________ vorige week vrijdag een puzzel

Slide 30 - Open question

zijn [vt] Ik _____________ vorige week toevallig in de buurt.

Slide 31 - Open question

raden [vt] Ik _____________ het juiste getal.

Slide 32 - Open question

bedanken [vt] Vere _____________ vorige jaar Sinterklaas voor het cadeau.

Slide 33 - Open question

verven [vt] Simon _____________ vorige week de kamer van zijn dochter.

Slide 34 - Open question

smoezen [vt] Juul en Nada _____________ daarnet over mijn schoenen.

Slide 35 - Open question

VOLTOOID DEELWOORD
De fiets is gevallen.

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

BIJVOEGLIJK GEBRUIKT VOLTOOID DEELWOORD

De gevallen fiets.

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide