TH1 tekstverbanden & signaalwoorden

Welkom 
Nederlands

Tekstverbanden & signaalwoorden
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom 
Nederlands

Tekstverbanden & signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je leert wat tekstverbanden zijn.
  • Je leert wat signaalwoorden zijn.
  • Je leert signaalwoorden die bij het opsommend tekstverband horen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Begrippen
  • Tekstverband: verband tussen woorden, zinnen en alinea's.
  • Signaalwoorden: Woorden die de schrijver gebruikt om de relatie tussen de woorden (of zinnen of alinea's) aan te geven. 

Slide 4 - Slide

Opsommend tekstverband


En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 5 - Slide

Voorbeeld opsommend verband
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.

Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Ten slotte heeft hij een oefentoets gemaakt.
timer
1:00

Slide 6 - Slide

Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Hij heeft ten slotte een oefentoets gemaakt.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Tijd
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.

Slide 9 - Slide

Vergelijkend
Zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e)

Slide 10 - Slide

Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan

Slide 11 - Slide

Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van

Slide 12 - Slide


Voorbeeld/ toelichting
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals

Slide 13 - Slide

Verklaring / argument
Want, omdat, daarom, vanwege, immers,

Slide 14 - Slide

Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat

Slide 15 - Slide

Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat

Slide 16 - Slide

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 17 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
omdat
C
bijvoorbeeld
D
maar

Slide 18 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 19 - Quiz

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 20 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?
A
En
B
Maar
C
Mits
D
Dus

Slide 21 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 22 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen

Slide 23 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 24 - Quiz