WRE 1HV - Cursus Formuleren - Les 1

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
  • Pak je materiaal voor.
  • Inloggen LessonUp.
timer
10:00
We starten met 10 minuten lezen. Pak je leesboek alvast.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
  • Pak je materiaal voor.
  • Inloggen LessonUp.
timer
10:00
We starten met 10 minuten lezen. Pak je leesboek alvast.

Slide 1 - Slide

In deze les:
  • Planning komende periode
  • Beginnen aan Cursus 6 - Formuleren
  • Voegwoorden en leestekens
  • Samen oefenen met nieuwe leerstof
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Tot aan de kerstvakantie
Nieuw onderdeel:
Cursus Formuleren: voegwoorden, leestekens, tekstverbanden, verwijswoorden en trappen van vergelijking
Fictieopdracht
Opdracht met leesboek


De planning

Slide 3 - Slide

Formuleren


for·mu·le·ren (formuleerde, heeft geformuleerd)

1. onder woorden brengen

bron: vandale.nl 

Slide 4 - Slide

Sleep de onderdelen naar het vak, die volgens jou bij Formuleren horen.
woordenschat
verwijswoorden
Trappen van vergelijking
zinsontleding
zinsverbanden
Goede zinnen maken.

Slide 5 - Drag question

Lesdoel
Ik kan  voegwoorden en leestekens gebruiken om zinnen correct te begrenzen. 

Slide 6 - Slide

Een tekst bestaat uit zinnen. Om deze zinnen goed leesbaar te maken, gebruik je voegwoorden.

Voorbeelden: als, doordat, dus, maar, nadat, omdat, terwijl, want, voordat, zodat of zodra.
Amy versiert de woonkamer, want haar broer is morgen jarig.
Omdat haar broer morgen jarig is, versiert Amy de woonkamer.
Voegwoorden

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Je moet leestekens gebruiken om een tekst beter leesbaar te maken. Voorbeelden van leestekens zijn: punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma's. 

Zo gebruik je komma's:
  • In een zin met twee persoonsvormen achter elkaar: Toen de bel ging, blafte de hond hard.
  • Tussen de delen van een opsomming: Ik kocht nieuwe schoenen, een pet, een trui en drie paar sokken.
  • Voor voegwoorden: omdat, maar, terwijl, zodat, nadat, want, toen enz.
De komma

Slide 11 - Slide

Schrijf de zin over met komma's.

Lara is niet zenuwachtig voor de auditie want ze heeft goed geoefend.

Slide 12 - Open question

Plaats komma's.

De leeuw de olifant en de neushoorn zijn onderdeel van de Big Five.

Slide 13 - Open question

Plaats een komma.

Als je nu niet doorloopt krijg je een stomp.

Slide 14 - Open question

Staat de komma in deze zin goed?

Nederlands gaan graag op vakantie naar warme landen zoals Zuid-Afrika, Aruba en Spanje.
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Welk leesteken hoort op de streep?

Kan ik u helpen_
A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
een komma

Slide 16 - Quiz

Welk leesteken hoort op de streep?

Het is vandaag mooi weer_
A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
een komma

Slide 17 - Quiz

Welk leesteken hoort op de streep?

Pas op_
A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
een komma

Slide 18 - Quiz

Zelfstandig werken
Wat:
Havo: opdracht 1 tot en met 4 (blz. 230-231)
Vwo: opdracht 1, 2 en 4 (blz. 230-231)
Hoe:
Zelfstandig. Zet de antwoorden in je schrift wanneer het niet in je boek past.
Hulp:
De 4 B's (poster whiteboard)
Tijd:
10 minuten
Klaar:
Kiezen uit:
- Lezen in je leesboek 
- §1 Samenvatten in je schrift 
- Oefenen in de online trainer met Cursus 6 -> §1
ZELFSTANDIG WERKEN
timer
10:00

Slide 19 - Slide

Lesdoel
Ik kan  voegwoorden en leestekens gebruiken om zinnen correct te begrenzen. 

Slide 20 - Slide