,

§1 Zinnen correct begrenzen

Welkom 
Nederlands Cursus 6
Checklist:
- Boek Nederlands op tafel
- Inloggen LessonUp
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom 
Nederlands Cursus 6
Checklist:
- Boek Nederlands op tafel
- Inloggen LessonUp

Slide 1 - Slide

In deze les:
Beginnen aan Cursus 6 - Formuleren
  • Voegwoorden en leestekens
  • Samen oefenen met nieuwe leerstof
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Formuleren


for·mu·le·ren (formuleerde, heeft geformuleerd)

1. onder woorden brengen

bron: vandale.nl 

Slide 3 - Slide

Sleep de onderdelen naar het vak, die volgens jou bij Formuleren horen.
woordenschat
verwijswoorden
Trappen van vergelijking
zinsontleding
zinsverbanden
Goede zinnen maken.

Slide 4 - Drag question

Lesdoel
Ik kan  voegwoorden en leestekens gebruiken om zinnen correct te begrenzen. 

Slide 5 - Slide

Een tekst bestaat uit zinnen. Om deze zinnen goed leesbaar te maken, gebruik je voegwoorden.

Voorbeelden: als, doordat, dus, maar, nadat, omdat, terwijl, want, voordat, zodat of zodra.
Amy versiert de woonkamer, want haar broer is morgen jarig.
Omdat haar broer morgen jarig is, versiert Amy de woonkamer.
Voegwoorden

Slide 6 - Slide

Welk woord past er op de puntjes? Zet de antwoorden in je schrift.

  1. Een dagje Efteling met z’n allen kan leuk zijn, … het is wel een aanslag op je budget.
  2. … je verhaal gaat halen bij de conciërge, moet je je afvragen of je wel gelijk hebt.
  3. Niek lijkt totaal niet op zijn broer, … die heeft donkere krullen en Niek is blond.
  4. … je trek hebt, mag je wel iets lekkers pakken uit de koelkast.
  5. Iris kwam doodmoe terug van de hockeytraining, … ze ging vroeg naar bed.
Opdracht
timer
3:00

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

In de zin zijn leestekens vergeten of staan leestekens op de verkeerde plek. Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek.

ik hou niet van appeltaart want die is zo zoet

Slide 9 - Open question

Wat is een voegwoord?
Een voegwoord ...
A
verbindt zinnen of woorden met elkaar.
B
verbindt een werkwoord aan een ander werkwoord.
C
zijn twee woorden die aan elkaar verbonden zijn.

Slide 10 - Quiz

Wanneer gebruik je een punt?
A
Aan het einde van een meedelende zin
B
Als je adem moet halen in een zin
C
Aan het einde van je tekst

Slide 11 - Quiz

Sommige landen worden van andere gescheiden door een zee, rivier, bos of gebergte. Zodat er een natuurlijke grens is.
A
juist begrensd
B
onjuist begrensd

Slide 12 - Quiz

Nederland wordt in het noorden en westen begrensd door de Noordzee. Het heeft dus aan twee kanten een natuurlijke grens.
A
juist begrensd
B
onjuist begrensd

Slide 13 - Quiz

Opdracht
Wat:
Maak opdracht 1,2,3,4 en 6 (blz 230) Vermindere opdrachten: 1,2,3 en 6
Hoe:
Zelfstandig. 
Hulp:
De 4 B's 
Tijd:
Tot de laatste 5 minuten van de les.
Klaar:
Nakijken en dan maken opdracht 7.

Slide 14 - Slide

Lesdoelen checken
Ik kan voegwoorden en leestekens gebruiken om zinnen correct te begrenzen.

Slide 15 - Slide