This lesson contains 18 slides, with text slides and 1 video.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Du hast 3 min für:
Je hebt 3 min om:
te gaan zitten
jas uit
oortjes uit
mobiel in je tas
laptop gesloten op tafel
boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00
Slide 2 - Slide
We houden ons aan de afspraken
1. We zijn beleefd en respectvol naar elkaar. Daarom luisteren we naar elkaar
en zorgen we dat iedereen zich gehoord voelt en blij.
2. We kunnen geduldig zijn. Daarom steken we een vinger op en wachten we op de beurt om te spreken. Hiermee tonen we respect naar onze klasgenoten en de docent.
3. We zijn verantwoordelijke mensen. Daarom nemen we altijd ons boek, een pen en de lap top mee en maken we de opdrachten/huiswerk. Na 2x materiaal vergeten/niet maken huiswerk is nablijven.
4. Leren in een schone klas is fijn. Daarom eten, snoepen en drinken we niet in de klas en gooien we geen dingen op de vloer. Soms hebben we een droge keel dus water is wel toegestaan.
5. We zorgen dat ons gedrag positief is en dat zorgt ervoor dat iedereen in de klas goed kan leren.
Slide 3 - Slide
Was machen wir heute?
Erklärung lidwoorden
Selbständig arbeiten
Höraufgabe
Leseaufgabe
Abschluss/ deutsches Lied
Slide 4 - Slide
Lernziel
Aan het einde van de les weet je welk bepaald lidwoord der, die of das je gebruikt voor de zelfstandige naamwoorden, doordat je opdrachten maakt.
Welk onbepaald lidwoord ein, eine, kein, keine je gebruikt voor de zelfstandige naamwoorden, doordat je opdrachten maakt.
Slide 5 - Slide
Welke lidwoorden?
Bepaalde lidwoorden de en het
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
Meervoud
der, die, das, die
der
die
das
die
Slide 6 - Slide
Wanneer mannelijk?
Mannelijke personen, dieren en beroepen
de dagen
de seizoenen
de maanden
de dagdelen
Slide 7 - Slide
Wanneer vrouwelijk?
vrouwelijke personen, dieren en beroepen
woorden die eindigen op: -heit, -keit, -ung, -e
Slide 8 - Slide
Wanneer onzijdig?
woorden die in het Nederlands -het woorden zijn, zoals het huis (das Haus), het paard (das Pferd).
verkleinwoorden: deze woorden eindigen op -chen en -lein. Het meisje (das Mädchen), het boekje (das Buchlein)
Slide 9 - Slide
Onbepaald lidwoord
een of geen
ein of eine
kein of keine
Slide 10 - Slide
An die Arbeit
Machen im Buch:
Aufgabe 9 auf Seite 32 (Zet de zelfstandige naamwoorden in de juiste kolom. Kies der, die of das. Je mag het woord online opzoeken. )
Aufgabe 10 auf Seite 32 (Kies ein/eine of kein/keine)
Aufgabe 11 auf Seite 32 (Vertaal het Nederlandse woord voor de zin. Kijk naar het geslacht van het zelfstandig naamwoord. Deze staat erachter. (o), (m), (v) of (mv)).
Hulp: Grammatik D op blz. 31
Wie? Eerste 10 minuten niet praten en geen vragen stellen. Daarna fluisteren en vragen stellen.
Fertig? Maak opdracht 2 op blz. 33 met behulp van de Lernbox Lektion 5 op blz. 44. Kies de juiste vertaling.
timer
10:00
timer
5:00
Slide 11 - Slide
Hören Aufgabe 3, Seite 34
We luisteren naar 2 audiofragmenten
We lezen eerst per fragment de uitspraken
We luisteren naar de fragmenten en tijdens het luisteren moet je per bewering omcirkelen wat het juiste antwoord is.
Slide 12 - Slide
Leseaufgabe
We lezen samen de tekst op blz. 34
We maken samen opdracht 4
Slide 13 - Slide
Lernziel
Aan het einde van de les weet je welk bepaald lidwoord der, die of das je gebruikt voor de zelfstandige naamwoorden, doordat je opdrachten maakt.
Welk onbepaald lidwoord ein, eine, kein, keine je gebruikt voor de zelfstandige naamwoorden, doordat je opdrachten maakt.
Slide 14 - Slide
Hausaufgaben
Machen: Aufgabe 1, Seite 33 (vertaal de Nederlandse woorden tussen haakjes. Let op de juiste vorm).
Lernen: Wörter Kapitel 1, Lektion 4 auf Seite 44. NL-DU und DU-NL
(leer de woorden door ze herhaaldelijk op te schrijven)