literatuur-vertelstandpunt-perspectief-openplekken

Literatuur

1 / 22
next
Slide 1: Slide
Middelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Literatuur

Slide 1 - Slide

Vorige les
Hebben we het gehad over verschillende relaties tussen tekstdelen

FUNCTIEWOORDEN


Slide 2 - Slide

Even kort checken wat we nog weten

Slide 3 - Slide


Wat doen functiewoorden?
A
Die geven aan welke functie een bepaald tekstgedeelte heeft.
B
Die geven aan wat de betekenis is van de alinea.
C
Die geven aan wat de schrijver bedoelt.
D
Die geven aan waar je belangrijke informatie kan vinden.

Slide 4 - Quiz

Welk functiewoord is van toepassing op deze alinea?
A
argument
B
tegenwerping
C
nuancering
D
vraagstelling

Slide 5 - Quiz

Welk functiewoord is van toepassing op deze alinea?
A
constatering
B
aanleiding
C
nuancering
D
vraagstelling

Slide 6 - Quiz

Inhoud van deze les over literatuur
Doel: aan het eind van de les weten we wat de verschillende vertelstandpunten zijn en hoe open plekken in een verhaal ontstaan. 

Slide 7 - Slide

Eerst even: Waarom literatuur!?

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Vertelstandpunt
Een schrijver kiest een perspectief 
van waaruit hij het verhaal vertelt.
Hij bepaalt vanuit welk personage 
hij de gebeurtenissen laat zien. 
Dit heet vertelstandpunt.

Slide 10 - Slide

Uitleg nieuwe lesstof
Vertelstandpunten - vanuit welk personage laat de 
schrijver het verhaal zien? 

  • vertelstandpunt eerste persoon: perspectief ligt bij de ik-persoon. Dit is meestal niet dezelfde persoon als de auteur.  Je weet alleen wat de ik-persoon voelt of denkt. 
  • vertelstandpunt derde persoon: Het verhaal wordt vanuit een hij of zij verteld. Je weet van de andere personen niets. 
  • wisselend perspectief: perspectief vanuit meerdere personages. Je komt van meerdere verhaalpersonages te weten, hoe zij gebeurtenissen beleven. 

Slide 11 - Slide

Voorbeelden
  • vertelstandpunt eerste persoon: perspectief ligt bij de ik-persoon. Je weet dus alleen wat de ik-persoon denkt en voelt. 

Slide 12 - Slide

Voorbeeld hij-/zij-perspectief (derde persoon)

Slide 13 - Slide

Uitleg nieuwe lesstof
Interpreteren - Als je fictie leest, ga je een verhaal interpreteren.
Je bepaalt dan wat de bedoeling is van wat je leest: Waarom doet de hoofdpersoon? Wat wil de auteur hiermee zeggen? 
Soms zijn bepaalde zaken door een auteur bewust niet ingevuld. Dat noem je open plekken. 
Open plekken: zijn vaak bewust nog niet door de schrijver ingevuld. De lezer vult het verhaal met fantasie en leeservaring. Open plekken roepen vaak spanning op, waardoor je als lezer blijft doorlezen. 

Slide 14 - Slide

Uitleg nieuwe lesstof
Interpreteren - Als je fictie leest, ga je een verhaal interpreteren.
Je bepaalt dan wat de bedoeling is van wat je leest: Waarom doet de hoofdpersoon? Wat wil de auteur hiermee zeggen? 
Soms zijn bepaalde zaken door een auteur bewust niet ingevuld. Dat noem je open plekken. 
Open plekken: zijn vaak bewust nog niet door de schrijver ingevuld. De lezer vult het verhaal met fantasie en leeservaring. Open plekken roepen vaak spanning op, waardoor je als lezer blijft doorlezen. 

Slide 15 - Slide

Open plekken
Soms roepen tekstpassages vragen op die je als lezer wilt invullen. Open plekken maken een verhaal spannend
Als je aan het einde van de tekst alle open plekken kunt invullen, heeft de tekst een gesloten einde. Als je de tekst helemaal uit hebt en er zijn nog belangrijke open plekken over, dan heeft de tekst een open einde

Slide 16 - Slide

HEX & OPEN PLEKKEN

Slide 17 - Slide

Even een beroep doen op jullie olifantengeheugen:

Had het verhaal HEX open plekken? Zo ja, welke?

Slide 18 - Open question

Huiswerk
Lezen: 2.1. FICTIE (bladzijde 54-57)
Maken: opdracht 5 +6 

Slide 19 - Slide

Opdracht 5.

Van welk vertelperspectief was er sprake
in dit verhaal?
A
ik-persoon
B
derde persoon (hij-/zij-verteller)

Slide 20 - Quiz

Opdracht 6. Noem eens wat open plekken in dit verhaal?

Slide 21 - Open question

Maken
Lezen 3.2 Leestaak
Talent blz. 110- 111 opdracht 19, 20, 22, 23 en 25

Slide 22 - Slide