Werking van de placenta: efficient uitwisseling van stoffen
Na 8-10 weken zijn alle organen aangelegd en noemen we het embryo een foetus.
Slide 19 - Slide
Bevruchting
Na binnendringen van zaadcel ontstaat een ondoordringbare laag om de bevruchte eicel.
->bevruchtingsmembraan
Kern van zaadcel dringt het cytoplasma van de eicel binnen en beide kernen versmelten. De bevruchte eicel heet zygote.
Slide 20 - Slide
Zygote
Na 30 uur gaat de zygote
voor het eerst delen. Dit zijn
klievingsdelingen: geen plasmagroei
Trilhaarcellen bewegen de zygote richting de baarmoeder.
Slide 21 - Slide
Blastula
Na 5 dagen is het embryo een blaasje en heet dan blastula (of blastocyt).
Het klompje stamcellen aan de binnenkant heet de embryoblast.
De holte heet de blastulaholte. De buitenste laag cellen heet de trofoblast.
Slide 22 - Slide
7 dagen
Na 7 dagen vindt de innesteling plaats in de baarmoederwand. De embryoblast bestaat nu uit een kiemschijf (toekomstig embryo) en het toekomstige dooierblaasje.
Slide 23 - Slide
9 dagen
Er ontstaan nu twee holtes: een amnionholte en een dooierblaasje (vormt de eerste bloedcellen).
De trofoblast vormt uitstulpingen, vlokken, die het baarmoederslijmvlies in groeien.
Hierdoor vormt zich
de placenta.
Slide 24 - Slide
Hormonen - HCG
Vanaf de innesteling geven de cellen van de trofoblast het hormoon HCG af. Dit hormoon voorkomt dat er een menstruatie start.
HCG is in de urine van
zwangere vrouwen aan te tonen met behulp van een
zwangerschapstest.
Slide 25 - Slide
16 dagen
De hechtsteel ontstaat vanuit cellen tussen de trofoblast en de kiemschijf (toekomstig embryo). Deze hechtsteel vormt later de navelstreng.
Slide 26 - Slide
31 dagen
De amnionholte groeit om het embryo heen en is gevuld met vruchtwater. Deze holte beschermt het embryo tegen schokken.
09.35u - Zelfstandig werken par 4.1 (weektaak vrijdag af)
09.50u - Aanwijzingen practicum vitamine-C
09.55u - Einde les
Slide 34 - Slide
Par 4.1 (deel 3)
Reflectievragen:
1. Op welk moment spreken we van bevruchting?
2. Noem twee obstakels die zaadcellen tegen kunnen houden tijdens hun reis naar de eicel.
3. Hoe noemen we de eerste delingen van de zygote?
4. Wat ontstaat uit de trofoblast?
5. Welk hormoon geeft het vroege embryo af?
timer
5:00
Slide 35 - Slide
Aanleg geslachtsorganen
Jongens hebben chromosomen X en Y, meisjes hebben XX.
Bij aanwezigheid van een Y chromosoom is het SRY gen actief. Dit zorgt voor de ontwikkeling van testes (zaadballen) rond de 6e week. De testes geven het hormoon testosteron af.
Slide 36 - Slide
Inwendig
Gang van MΓΌller en gang van Wolff allebei aanwezig.
XY: Gangen van Wolff worden zaadleiders.
XX: Gangen van MΓΌller worden eileiders.
Slide 37 - Slide
Uitwendig
Genitale knop: eikel of clitoris.
Randen genitale groeve: balzak of buitenste schaamlippen.
Genitale plooien: penis of binnenste schaamlippen.
Slide 38 - Slide
Ontwikkeling
Primaire geslachtskenmerken (vanaf 14 weken):
Bij mannen: penis en balzakje
Bij vrouwen: Vagina
Secundaire geslachtskenmerken (vanaf de puberteit):
Onder invloed van hormonen ontstaan de secundaire geslachtskenmerken.
Bij mannen: Groeien van penis, balzak, zaadballen, zaadblaasjes, baardgroei, schaamhaar, stembanden, spiermassa
Bij vrouwen: Verbreding heupen, borstgroei, onderhuids vetweefsel, schaamlippen, schaamhaar, menstruatie
Androgeen ongevoeligheidssyndroom (AOS): XY chromosomen, met niet werkende testis. Uitwendig een vrouw, maar baarmoeder en eierstokken ontbreken. Menstruatie blijft uit.
https://sense.info/nl/je-lichaam/intersekse
Slide 42 - Slide
Transgender
Iemand die transgender is, voelt zich niet thuis in zijn of haar eigen lichaam (genderdysforie). Biologisch gezien zijn er geen 'afwijkingen' in de chromosomen, of de primaire en de secundaire geslachtskenmerken.
Tertiaire geslachtskenmerken: gedrag dat wij passend vinden bij mannen of vrouwen (genetisch bepaald? cultureel bepaald?).
https://sense.info/nl/je-lichaam/transgender
Slide 43 - Slide
Doel en begrippen 4.1
Je leert hoe de embryonale ontwikkeling verloopt en hoe de vrouwelijke en mannelijke geslachtsorganen worden gevormd.