Woordenschat - Woorden met meerdere betekenissen

Start lezen (10 minuten)
timer
10:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Start lezen (10 minuten)
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Woorden met meerdere betekenissen
Log alvast in!

Slide 2 - Slide

Vorige les
Lezen - signaalwoorden en tekstverbanden

Voorbeeld
Oorzaak - gevolg

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Je leert de betekenis van woorden met meerdere betekenissen afleiden uit de tekst.

Slide 4 - Slide

Jan, wil jij even naar de bank lopen?

Slide 5 - Slide

Meerdere betekenissen
Sommige woorden hebben meerdere betekenissen.
homoniem


Slide 6 - Slide

Homoniemen
arm
kussen
licht

Weet je ze?

Slide 7 - Slide

Welk homoniem past in de zin?

Het geld dat ik in de vakantie verdiend heb, heb ik vandaag op mijn bankrekening gestort.

______
A
gedumpt
B
gezet

Slide 8 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

Erik heeft een gemene streek uitgehaald; zijn zusje is erg geschrokken.

______
A
gebied
B
daad waarover je boos bent

Slide 9 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

De douane neemt bij een controle veel pillen in.

______
__
A
neemt in bezit
B
gebruikt

Slide 10 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

Hij wilde het huurcontract opzeggen, omdat hij het geld niet meer kon opbrengen.

_________
A
einde maken aan een afspraak
B
iets uit je hoofd opzeggen

Slide 11 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

De getuige kon bevestigen dat hij de verdachte die avond had gezien.

_________
A
zeggen dat het klopt
B
vastmaken

Slide 12 - Quiz

Maken
Hoofdstuk 4 woordenschat opdracht 1 t/m 3


Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Deel 2

Slide 15 - Slide

Vorige les
Homoniem

Slide 16 - Slide

Leerdoelen
Je leert de betekenis van woorden met meerdere betekenissen afleiden uit de tekst.

Slide 17 - Slide

Quizlet

Slide 18 - Slide

Maken
Hoofdstuk 4 woordenschat opdracht 1 t/m 7

Slide 19 - Slide