Elke zin heeft een persoonsvorm. De persoonsvorm (pv) is een vorm van het werkwoord. De pv geeft belangrijke informatie over wat er in een zin gebeurt (bijvoorbeeld rennen, springen, lopen, fietsen, willen).
Ook kun je aan de persoonsvorm zien of de zin over nu (tt) of vroeger (vt) gaat.
Slide 5 - Slide
1.7 Grammatica
Leertekst: Persoonsvorm
Je herkent de persoonsvorm zo:
• het is bijna altijd één woord;
• het is een vorm van het werkwoord;
• hij staat in het enkelvoud of in het meervoud (dans – dansen);
• hij staat in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt) (dans – danste).
Slide 6 - Slide
1.7 Grammatica - tijdproef pv
Stappenplan tijdproef pv
De pv vind je met de tijdproef pv:
Voorbeeld
1
Zet de zin in een andere tijd: van de tegenwoordige tijd (tt) naar de verleden tijd (vt) of
van de verleden tijd (vt) naar de tegenwoordige tijd (tt).
Op het sportveld spelen drie jongens met elkaar.
Tijdproef pv: Op het speelveld speelden drie jongens met elkaar
2
Het woord dat verandert, is de pv.
spelen is de pv
Slide 7 - Slide
1.7 Grammatica - oefenen met de pv
Kijk naar de zin, en verander de tijd van de zin
Lotte kijkt graag televisie.
Lotte keek graag televisie.
welk woord is veranderd?
Lotte keek graag televisie.
Slide 8 - Slide
1.7 Grammatica - oefenen met de pv
Kijk naar de zin, en verander de tijd van de zin
Havva ruimde haar kamer op.
Havva ruimt haar kamer op.
Welk woord is veranderd?
Havva ruimt haar kamer op.
Slide 9 - Slide
1.7 Grammatica - oefenen met de pv
Vragen?
maak nu zelf opgave 5, 6, 7 en 8 op blz. 71 en 72.
timer
1:00
Slide 10 - Slide
1.7 Grammatica
Leertekst: Zin en zinsdelen
Zinnen kun je verdelen in zinsdelen. Een zinsdeel bestaat uit één woord, of een paar woorden die bij elkaar horen.
Een voorbeeld van een zinsdeel is de persoonsvorm of het onderwerp. Elk zinsdeel zet je tussen zinsdeelstrepen (|).
Bijvoorbeeld de zin: Ik lees dit boek
Ik | lees | dit boek.
Deze zin bestaat uit drie zinsdelen.
Slide 11 - Slide
1.7 Grammatica -zinsdeelproef
De pv is een zinsdeel. De andere zinsdelen vind je met de zinsdeelproef.
Vóór de pv kan maar één ander zinsdeel staan.
Stappenplan zinsdeelproef
1
Onderstreep de pv.
Mandy wacht op haar moeder.
2
zet voor en achter de pv zinsdeelstrepen |
Mandy | wacht| op haar moeder.
3
Verander de volgorde van de zin: kijk welke woorden je samen voor de pv kunt zetten.
Op haar moeder wacht Mandy.
4
Zet de zinsdelen op de juiste plaats.
Mandy | wacht| op haar moeder
Slide 12 - Slide
1.7 Grammatica
Vragen?
Oefenen met de zinsdeelproef
maak nu zelf opgave 9, 11, 12 en 13A op blz. 73-74.