Herhaling toetsstof toetsweek 1

Welke onderdelen worden getoetst in de toets?
1 / 18
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welke onderdelen worden getoetst in de toets?

Slide 1 - Mind map

Een uiteenzetting behoort tot:
A
informatieve teksten
B
overtuigende teksten
C
amuserende teksten
D
activerende teksten

Slide 2 - Quiz

Wat zijn de voorkeursplaatsen van een kernzin?

Slide 3 - Open question

Welke functie kan een inleiding NIET hebben?
A
onderwerp benoemen
B
centrale vraag stellen
C
conclusie van de hele tekst geven
D
mening schrijver geven

Slide 4 - Quiz

Welke functie kan een slot NIET hebben?
A
conclusie of samenvatting
B
advies of waarschuwing
C
toekomstverwachting
D
introductie van personen

Slide 5 - Quiz

Wat is een enkelvoudige zin?
A
Een zin met meerdere persoonsvormen
B
Een zin met een vaste volgorde
C
Een zin met 1 persoonsvorm
D
Een zin die over enkels gaat

Slide 6 - Quiz

Een bijwoord zegt iets over.......

Slide 7 - Mind map

Sleep het bijwoord uit de zin. 
bijwoord
Ze 
komt
hopelijk
naar
het
feest.

Slide 8 - Drag question

zelfstandig naamwoord
 Bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig
naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
Roos

Lokalen
klein

Slide 9 - Drag question

bijvoeglijk naamwoord
bijwoord
De
burgemeester
moest
hard
lopen
naar
de
dichtsbijzijnde
bushalte.

Slide 10 - Drag question

Een zin met twee persoonsvormen.
Een deel van een zin waarin de persoonsvorm op de 1e of 2e plaats staat.
Een zinsdeelstuk dat hetzelfde ervoor herhaalt, maar dan in andere woorden.
Het onderwerp is iets.
Naamwoordelijk gezegde
Bijstelling
Samengestelde zin
Hoofdzin

Slide 11 - Drag question

Een punt zet je
A
Tussen twee persoonsvormen
B
Voor een uitleg
C
Aan het eind van een zin
D
Tussen delen van een opsomming

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Video

welk antwoord hoort NIET bij het beletselteken?
A
Je geeft een langere pauze aan
B
Je maakt een woord of zin niet af
C
Drie puntjes
D
Je citeert een persoon

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video

koppelt woorden en zinnen aan elkaar
Tussen twee persoonsvormen.
Vóór een verbindingswoord.
Aan het eind van een vraagzin.
Aan het eind van een gewone zin.
verbindinswoord
punt
vraagteken
komma
komma

Slide 16 - Drag question

Wanneer gebruik je GEEN komma?
A
Begin van een citaat
B
Voor en na een bijstelling
C
Bij tussenwerpsels
D
Bij aansprekingen

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Video