DSM V

1 / 27
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn sociale factoren?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Wat zijn Psychologische factoren

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Wat zijn biologische factoren

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

Diagnostische kenmerken; Deze diagnose of "diagnostische kenmerken" geven de onderscheidende kenmerken ten opzichte van andere, verwante soorten 

Subtype; Elk van de subgroepen waarin een type is verdeeld.

prevalentie; 1) overwicht 2) (van een aandoening:) het aantal gevallen per duizend of per honderdduizend op een specifiek moment in de bevolking

Risico- en prognostische factoren; Situatie, toestand of karakteristiek van een persoon waar men rekening mee houdt bij het opstellen van een prognose. 

Differentiële diagnose; Een differentiële diagnose of differentiaaldiagnose is een wetenschappelijke methode om uit een lijst van mogelijke aandoeningen waaraan een bepaalde patiënt zou kunnen lijden, gegeven de klachten en symptomen die op dat moment bekend zijn, een diagnose te stellen.
Je krijgt een opdracht uitgedeeld, lees deze goed en schrijf welke DSM criteria je herkent vanuit de film "Emma wil leven"

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Casus 1                                            

Welke criteria herken je?
Gegevens: Mevrouw Van Hoof is een jonge moeder die sinds een paar dagen op onze afdeling verblijft. Ze is ter observatie opgenomen vanwege aanhoudende neerslachtigheid, die de vorm heeft aangenomen van een depressie. Mevrouw is een jaar geleden al eerder voor korte tijd op de afdeling opgenomen geweest. Mevrouw lijkt veel behoefte te hebben aan contact met de verpleegkundigen op de afdeling. Ze zegt dat het voor haar belangrijk is om te praten over wat haar bezighoudt. Mevrouw heeft al eerder verteld dat ze zich erg tekort voelt schieten in de zorg voor haar man en kinderen en ze voelt zich daar schuldig onder. Ze heeft wel eens overwogen om zichzelf van het leven te beroven, maar ze vindt dat ze dat haar man en kinderen niet kan aandoen. Als Mevrouw praat gaat dat heel moeizaam en stelt ze zich erg ondergeschikt op. Ze zit vol met vragen en twijfels die ze maar amper durft uit te spreken. Zo geeft ze te kennen dat haar neerslachtigheid is ontstaan nadat haar moeder overleed. Ze was toen 12 jaar. Na die tijd heeft ze in het ouderlijk gezin de taak van moeder op zich genomen. Dat betekende dat ze zorgde voor haar jongere broer en haar zusje die toen nog maar kleuters waren. Als Mevrouw Van Hoof over haar moeder praat maakt ze een verdrietige indruk. Mevrouw is nu voor de tweede keer opgenomen.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

 Casus 2                                                    
Welke criteria herken je?
Gegevens: Ik heb als PIT verpleegkundige (Psychiatrische Intensieve Thuiszorg) mevrouw van Voorthuizen in begeleiding. Mevrouw van Voorthuizen (65) heeft al sinds haar 25e jaar last van angstklachten waarvoor de aanleidingen, zo voelt ze zelf ook wel, niet altijd reëel zijn maar ze kan er zich maar niet van losmaken. Zo is ze op het ogenblik bang dat haar man iets zal overkomen en dat zij dan alleen overblijft. Een van haar dochters is kapster en gaat binnenkort wat minder werken omdat ze het zo druk heeft. Mevrouw denkt nu dat haar dochter dat doet omdat ze een ernstige ziekte heeft. Cliënte is in het verleden erg vaak opgenomen geweest. Ze heeft allerlei behandelingen gehad, maar niets hielp. Mevrouw heeft een tijdlang niet naar buiten durven gaan, maar sinds een jaar doet ze weer boodschappen en vanmiddag is ze van plan om haar dochter te bezoeken. We raken in gesprek over de angst dat er met haar dochter iets ergs aan de hand is. Ze vraagt zich af of ze daar met haar over moet beginnen.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Casus 3                                       
Welke criteria herken je?
Gegeven: ‘Ik heb als PIT-verpleegkundige (Psychiatrische Intensieve Thuiszorg) mevrouw van Ham (70) in begeleiding. Mevrouw heeft twee volwassen zoons. Ze woont na het overlijden van haar man alleen. Mevrouw van Ham is na de dood van haar man depressief geworden. Ze durfde destijds niet meer alleen naar buiten en het leven had voor haar geen zin meer. Ze is onder behandeling van een psychiater, maar is niet in een kliniek opgenomen geweest. Mevrouw vertelt tijdens mijn bezoek van deze week dat ze regelmatig het gevoel heeft dat haar man in huis is. Ze bekent dat ze nog steeds voor twee personen de tafel dekt en ’s nachts slecht slaapt omdat ze zoveel aan hem moet denken. Haar man is plotseling overleden aan een hartaanval en mevrouw voelt zich schuldig dat ze in de periode voor zijn overlijden niet aardig tegen hem is geweest. Ze hadden al een tijdje een minder goede relatie vanwege de ruzie tussen haar man en hun oudste zoon. Het ging over de financiën van het bedrijf dat deze zoon een paar jaar eerder had overgenomen. Haar echtgenoot had zich daar heel onverzoenlijk in opgesteld.’

Slide 27 - Slide

This item has no instructions