Les 2: Bijvoeglijk nw + woordjes

Bienvenidos a la clase de español
1 / 18
next
Slide 1: Slide
SpaansVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bienvenidos a la clase de español

Slide 1 - Slide

We starten in 5 minuten met de les.

Slide 2 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
A. Opstarten: les en absentie
B. Doornemen: Bijvoeglijk nw
C. Doornemen: Woordenschat
E. Afsluiting


Después de la clase...
Ken je de toepassing van bijvoeg nmw in het Spaans 
Ken je de woorden van bron 3.1 
 

Los deberes para la próxima clase:
Lezen:  Bron 3.2 pagina 120
Leren:  Bron 3.1  pagina (Quizlet) pagina 120
Maken: opdracht 13 a, b en c pagina 98
Lesprogramma

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Vocabulario
pagina 120/121
Je kan de woordjes vinden op pagina 120 en 121

Slide 5 - Slide

Herhalen
Woorden
Bron 3.1

Slide 6 - Slide

Combineer de Spaanse woorden met de juiste vertaling in het Nederlands
Los ojos
el pelo rubio
largo
corto
el pelo
las gafas
de ogen
het blonde haar
lang
kort
het haar
he bril

Slide 7 - Drag question

El adjetivo
pagina 30
Je kan de uitleg pagina 30.

Slide 8 - Slide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 9 - Open question

Vul een bijvoeglijk naamwoord in het Spaans?

Slide 10 - Open question

El adjetivo - het bijvoeglijk naamwoord
- Om mensen of dingen te beschrijven
- Past zich aan aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort, in geslacht (mannelijk / vrouwelijk)  en in getal (enkelvoud / meervoud)

Ejemplo:     Anna tiene los ojos marrones -  Ana heeft bruine ogen
                      Erik tiene el pelo- Erik blong haar. 

pagina 30
Je kan het uitleg pagina 30

Slide 11 - Slide

El adjetivo (Bron D)
Bijvoeglijk naamwoorden die te maken hebben met hoeveelheden: 
 - Staan altijd voor het zelfstandig naamwoord:
pagina 30
Je kan de uitleg pagina 30.

Slide 12 - Slide

Wat is het bijvoeglijke naamwoord in de zin?
Mi mama tiene poco trabajo.
A
Mi mama
B
poco
C
tiene
D
trabajo

Slide 13 - Quiz

Wat is het bijvoeglijke naamwoord in de zin?
No tengo mucha ropa
A
No
B
mucha
C
tengo
D
ropa

Slide 14 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Los niños tienen demasiados juguetes.
A
Los niños
B
tienen
C
demasiados
D
juguetes

Slide 15 - Quiz


Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Los deberes
Het huiswerk

Lezen: bron 3.2 
Leren: bron 3.1  (Quizlet) 
Maken: opdracht 13 a, b en c  
 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide