Lesson goal: at the end of the class you know how to implement the grammar in 3 sentences correctly
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
What are we going to do today?
- Study words in Quizlet
- Grammar revision ch3
- Homework check
- Time left? Gimkit!
Lesson goal: at the end of the class you know how to implement the grammar in 3 sentences correctly
Slide 1 - Slide
Study
Study words chapter 2 in Quizlet for 10 minutes.
In silence.
timer
10:00
Slide 2 - Slide
Adjectives
Adjective = bijvoeglijk naamwoord.
In het Engels gebruiken we een vaste zinsvolgorde: wie/doet/wat/waar/wanneer.
--> He watched a film on television last night
Hieraan kun je een bijvoeglijk naamwoord (adjective) toevoegen.
Slide 3 - Slide
Adjective
--> He watched a funny film on television last night
Funny is het bijvoeglijk naamwoord. Het zegt hier iets over film --> dit is het zelfstandig naamwoord. (hier kun je de/het/een voorzetten). Een adjective staat altijd VOOR het zelfstandig naamwoord
Nog een voorbeeld:
They bought a lovely dress --> lovely zegt hier iets over de jurk.
Slide 4 - Slide
Adjective
Soms kun je een adjective ook ook bij een werkwoord toevoegen. Dan staat het ACHTER het werkwoord. In dit geval geeft het informatie over het onderwerp. Dit kan bij werkwoorden als: to be, look, appear & seem.
She looks amazing in my new dress. --> Amazing zegt hier iets over looks (het werkwoord)
Slide 5 - Slide
Present Perfect
De Present Perfect wordt gebruikt om aan te geven dat iets in het verleden gebeurd is en nu nog aan de gang is of nu nog belangrijk is --> er is dus een link met het heden.
De PP maak je door: have / has + volt.deelw
Volt.deelwoord heeft 2 vormen:
regelmatig werkwoord: + ed (walked)
onregelmatige werkwoord: 3de rijtje (do-did-done) done is dan volt.dw
Slide 6 - Slide
Present Perfect
Voorbeeld: I have washed the car. (have + volt.dw)
She has done the dishes. (has + volt.dw)
Je gebruikt de PP ook als je wilt zeggen dat iets in het verleden begonnen is en nu nog aan de gang: I have had a headache for 2 weeks now. --> 2 weken geleden begonnen en nu nog steeds aan de gang.
I have lived in Sneek since July --> in Juli begonnen nu nog steeds zo.
Slide 7 - Slide
Tip!
Signaal woorden als: just, until, for, ever, never, yet, since, so far, already & recently geven de PP aan.
Slide 8 - Slide
Put in the correct order seem - deeply- they- in love.
Slide 9 - Open question
cute - saw - I - puppy - a
Slide 10 - Open question
new - bought - a - snowboard - I
Slide 11 - Open question
grandmother's - apple pies - delicious - taste
Slide 12 - Open question
I ...... (to walk) this road for 4 years now.
A
have walked
B
has walked
Slide 13 - Quiz
They ........ (to do) this dance since 2009.
A
has done
B
have done
Slide 14 - Quiz
Regelmatig: She ....... (to add) sprinkles ever since you said it was nice.
Slide 15 - Open question
Regelmatig: I ...... just ....... (to decide) to quit football.
Slide 16 - Open question
They ...... (to perform) at the Brits 10 times so far.