This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Quizvragen
Er volgen nu een aantal quizvragen over week 1.
Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden
Slide 3 - Slide
Wat bedoelen we met perfusie?
A
verversing van lucht in de longblaasjes door inademen
B
de bloeddoorstroming in de longen
C
Uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide tussen de longblaasjes en de bloedvaten
D
een vorm van passief celtransport
Slide 4 - Quiz
Wat is een ander woord voor kortademigheid?
A
stridor
B
dyspneu
C
apneu
D
tachypneu
Slide 5 - Quiz
Wanneer spreken we van tachypneu?
A
Bij meer dan 12 ademhalingen per minuut
B
Bij minder dan 12 ademhalingen per minuut
C
Bij meer dan 20 ademhalingen per minuut
D
Bij minder dan 20 ademhalingen per minuut
Slide 6 - Quiz
Wat kan je meten met een spirometrie?
A
De hoeveelheid lucht die iemand in 1 sec uitblaast
B
De hoeveelheid longblaasje die iemand heeft
C
De hoeveelheid lucht die iemand in 1 sec inademt
D
De hoeveelheid longblaasje die kapot zijn.
Slide 7 - Quiz
Wat is hemoptoë?
A
ophoesten van dun slijm
B
ophoesten van gal
C
ophoesten van dik slijm
D
ophoesten van bloed
Slide 8 - Quiz
Wat is een Cheyne-Stokes ademhaling?
A
een ademstilstand
B
een snelle en diepe ademhaling als gevolg van emoties, spanningen
C
een verdiepte en versnelde ademhaling als gevolg van verzuring van het bloed
D
een onregelmatige ademhaling met pauzes
Slide 9 - Quiz
Wat is een pneumothorax?
A
een longontsteking
B
een klaplong
C
benauwdheid
D
een hoorbare oppervlakkige ademhaling
Slide 10 - Quiz
Wat wordt er gedaan bij een sputumkweek?
A
er wordt een stukje longweefsel (biopt) onderzocht
B
er wordt opgehoest slijm onderzocht
C
de longinhoud wordt gemeten
D
er wordt bloed onderzocht
Slide 11 - Quiz
Wat is cyanose?
A
een ontsteking in de onderste luchtwegen
B
een ingeklapte long
C
blauwverkleuring door zuurstoftekort
D
een snelle, diepe ademhaling zonder adempauzes
Slide 12 - Quiz
Leerdoelen
Hoofdleerdoel
De student kent de basispathologie rondom het bewegingsstelsel.
Subleerdoelen
De student kan:
1. De volgende begrippen uitleggen en de verschillen benoemen van een:
o Distorsie
o Luxatie
o Spierruptuur
o Contusie
o Fractuur
2. Benoemen wat de kenmerkende symptomen zijn van een fractuur
3. Benoemen waar de behandeling van bewegingsletsel zich op richt.
Leerdoelen week 2
Slide 13 - Slide
timer
1:30
Wat weet je al over bewegingsletsel?
Slide 14 - Mind map
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
timer
1:00
Wat weet je nu over DISTORSIE? Denk ook aan behandeling
Slide 19 - Mind map
Slide 20 - Slide
timer
1:00
Wat weet je nu over LUXATIE? Denk ook aan behandeling
Slide 21 - Mind map
Slide 22 - Slide
timer
1:00
Wat weet je over RUPTUUR Denk ook aan behandeling
Slide 23 - Mind map
Slide 24 - Slide
timer
1:00
Wat weet je over CONTUSIE Denk ook aan behandeling
Slide 25 - Mind map
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
timer
1:30
Wat weet je nu over een FRACTUUR? Denk aan kenmerkende symptomen, type fracturen, behandelingen..
Slide 29 - Mind map
Distorsie
Luxatie
Ruptuur
Contusie
Fractuur
Distorsie
Luxatie
Ruptuur
Contusie
Fractuur
Slide 30 - Drag question
Slide 31 - Slide
Quizvragen
Er volgen nu een aantal quizvragen over de lesstof van deze week.
Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden
Slide 32 - Slide
Wat is een ander woord voor verzwikking?
A
Distorsie
B
Contusie
C
Ruptuur
D
Luxatie
Slide 33 - Quiz
Welk ontstekingsverschijnsel bedoelen we met de term “dolor”?
A
Warmte
B
Zwelling
C
Pijn
D
Roodheid
Slide 34 - Quiz
Waarvoor staat de C in de RICE methode?
A
Compressie
B
Contusie
C
Complicatie
D
Combinatie
Slide 35 - Quiz
Welk kenmerk hoort bij een gecompliceerde fractuur?
A
Er is sprake van twee breuken in één botstuk
B
Het botstuk is helemaal verbrijzeld
C
Het botstuk geneest niet goed
D
Het botstuk steekt door de huid heen naar buiten
Slide 36 - Quiz
Wat is repositie?
A
Hoog houden van het aangedane lichaamsdeel
B
Verzwikken van een gewricht
C
Vastzetten van een botstuk
D
Terugzetten van een botstuk op zijn oorspronkelijke plaats
Slide 37 - Quiz
Wat is een contusio cerebri:
A
Een kneuzing van de hersenen
B
Een kneuzing van een nekwervel
C
Een kneuzing van de nier
D
Een kneuzing van de enkel
Slide 38 - Quiz
Stelling: Je spreekt van een fractuur wanneer de continuïteit van 1 of meerdere botten is verbroken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 39 - Quiz
Stelling: Je kunt botbreuken in twee verschillende categorieën indelen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 40 - Quiz
Slide 41 - Slide
Slide 42 - Slide
Afsluiting
Doen na de les:
opdrachten verder afmaken (indien deze nog niet af zijn)
uitwerken leerdoelen week 2 uit de LOEP met behulp van je aantekeningen en de module Pathologie - Letsels van het bewegingsapparaat en Pathologie - Fracturen