Laatst sprak ik een oud vrouwtje dat De Heks heette. Ik vroeg haar of zij zich iets herinnerde van Hans en Grietje. Ze zei: Nou en of! Stelletje vandalen! Ik zit heerlijk te breien, keteltje suist boven het vuur, poes ligt in het zonnetje, geraniums bloeien, het kan niet mooier. Ineens lijkt het of ik iemand op het dak hoor. Ik gluur door het raam en wat zie ik: twee kinderen die bezig zijn de pannen van het dak te rukken! Ik wilde naar buiten stormen en ze een klap met mijn bezem geven, maar ik beheerste me. Kinderen, dacht ik. Doen een spelletje. Gewoon. Ik speel mee. Dan houden ze vanzelf op met die rare grappen. Dus ik zeg: 'Knibbel, knabbel knuisje, wie knabbelt er aan mijn huisje?' En wat zegt dat brutale jong terug: 'Dat is de wind, de wind dat hemels kind' en intussen rukt-ie nog een dakpan los! Dat werd me te gek. Ik heb hem met de bezem van het dak gejaagd en in de schuur opgesloten. Het meisje stond er wat beteuterd bij.