LJ1 5.11 Woordenschat / LJ2 5.10 Kijk naar taal

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: LJ1 5.11 woordenschat  - LJ2 5.10
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: LJ1 5.11 woordenschat  - LJ2 5.10
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
LJ1: Pak je boek en schrift van Nederlands. Open je boek op blz 233

LJ2: Ga even in stilte lezen

Slide 2 - Slide

2. Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen 
Aan het eind van deze les:
- ken je de betekenis van elf schooltaalwoorden
- Ken je de betekenis van tien moeilijke woorden uit teksten

Leergebiedoverstijgende doelen:
Denkvermogen
- Realiseert een oplossing volgens plan.
- Formuleert criteria voor de oplossing. 

Slide 3 - Slide

3. Arrangementen + Mini-check
Verdiept (een 8 of hoger): Jessica, Gijs, Jochem en Jamie.
Jullie mogen zelfstandig aan het werk. Je maakt opdracht 23 en 24 op blz 233/234


De rest doet mee met de mini-check.

Slide 4 - Slide

Als je iets nagenoeg weet, dan ...
A
weet je dat iets zo is
B
weet je het heel precies
C
weet je dat het minder belangrijk is
D
dan weet je het zo goed als

Slide 5 - Quiz

dat iedereen het weet = algemeen bekend
A
goed
B
fout

Slide 6 - Quiz

dat gaat ten koste van = dat is erg duur
A
goed
B
fout

Slide 7 - Quiz

bestand tegen = zeggen wat niet goed is
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quiz

Wie maakt wat?
Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan de slag: opdracht 23 en 24 op blz 233/234.

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 9 - Slide

4. Instructie
We lezen de moeilijke woorden op blz 233 samen.

Daarna lezen we de tekst op blz 235.

We bespreken kort de opdrachten. Lukt het nu om zelfstandig aan de slag te gaan?

Slide 10 - Slide

5. Begeleid inoefenen 
Geen of 1 vraag goed bij de mini-check -->
Dan maak je samen met mij opdracht 23.

Slide 11 - Slide

6. Zelfstandig werken
Je maakt nu zelfstandig opdracht 23 en 24 op blz 233/234



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na
Daarna ga je in stilte lezen.
timer
1:00

Slide 12 - Slide

1. Lesopening

LJ2: Pak je boek van Nederlands en open deze op blz 230

Slide 13 - Slide

2. Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen 
Aan het eind van deze les:
- weet je dat mensen in verschillende situaties verschillende soorten taal gebruiken
- weet je wat signaalwoorden zijn

Leergebiedoverstijgende doelen:
Denkvermogen
- Realiseert een oplossing volgens plan.
- Formuleert criteria voor de oplossing. 

Slide 14 - Slide

3. Arrangementen + Mini-check 
Verdiept (een 8 of hoger): Niemand


Iedereen doet mee met de mini-check.

Slide 15 - Slide

Wat voor soort woordsoort is ' vanwege'?
A
Een reden
B
Een tegenstelling
C
Een opsommig
D
Geen van deze antwoorden

Slide 16 - Quiz

Wat voor soort woordsoort is ' namelijk'?
A
Een tegenstelling
B
Een reden
C
Een opsomming
D
Geen van deze 3 antwoorden

Slide 17 - Quiz

Wat voor soort woordsoort is ' ook' ?
A
Een tegenstelling
B
Een reden
C
Een opsomming
D
Geen van deze 3 antwoorden

Slide 18 - Quiz

Wat voor soort signaalwoord is ' de eerste'?
A
Een tegenstelling
B
Een reden
C
Een opsomming
D
Geen van deze 3 antwoorden

Slide 19 - Quiz

Wie maakt wat?
Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan de slag: opdracht 5, 8 en 9 op blz 230 t/m 232.

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 20 - Slide

4. Instructie
Nederlands is de officiële taal van Nederland. Nederland heeft meer officiële talen: Het Fries (in Friesland) en het Engels en Papiamento (op de Nederlandse Antillen). Voor veel mensen in Nederland is Nederland niet hun eerste taal. 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Woorden als maar, ook, en daarom zijn signaalwoorden. Een schrijver gebruikt signaalwoorden om het verband te laten zien tussen alinea's, zinnen en zinsdelen. Signaalwoorden geven bijvoorbeeld aan dat er een reden komt of een tegenstelling. Zo helpen signaalwoorden je om de tekst beter te begrijpen. 

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

5. Begeleid inoefenen 
Geen of 1 vraag goed bij de mini-check -->
Dan maak je samen met mij opdracht 5.

Slide 25 - Slide

6. Zelfstandig werken
LJ1 - Je maakt nu zelfstandig opdracht 23 en 24 op blz 233/234
LJ2 -Je maakt nu zelfstandig opdracht 5, 8 en 9 op blz 230 t/m 232



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na
Daarna ga je in stilte lezen.
timer
1:00

Slide 26 - Slide

7. Evaluatie LJ1
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- ken je de betekenis van elf schooltaalwoorden
- Ken je de betekenis van tien moeilijke woorden uit teksten

                       

Slide 27 - Slide

7. Evaluatie LJ2
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?


- weet je dat mensen in verschillende situaties verschillende soorten taal gebruiken?
- weet je wat signaalwoorden zijn?
                    

Slide 28 - Slide

Huiswerk & Toetsen
Huiswerk LJ1: 
Donderdag 11 mei
5.11 opdracht 23 en 24

Huiswerk LJ2: 
Donderdag 11 mei
5.10 opdracht 5, 8 en 9
Toetsen LJ1: 
Geen



Toetsen LJ2: 
Geen

Slide 29 - Slide