3e b/k 32 wo

Wat betekenen deze wassymbolen?
A
1 = in de wasmachine wassen, fijne was 2 = heet strijken 3 = niet bleken 4 = stomen mag 5 = mag in de droger, normale temperatuur
B
1 = in de wasmachine wassen, fijne was 2 = warm strijken 3 = bleken mag 4 = niet stomen 5 = mag in de droger, lage temperatuur
C
1 = wasmachine wassen op gewoon programma 2 = lauw strijken 3 = bleken mag 4 = niet stomen 5 = mag niet in de droger
D
1 = wasmachine wassen op gewoon programma 2 = warm strijken 3 = niet bleken 4 = stomen mag 5 = mag niet in de droger
1 / 35
next
Slide 1: Quiz
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat betekenen deze wassymbolen?
A
1 = in de wasmachine wassen, fijne was 2 = heet strijken 3 = niet bleken 4 = stomen mag 5 = mag in de droger, normale temperatuur
B
1 = in de wasmachine wassen, fijne was 2 = warm strijken 3 = bleken mag 4 = niet stomen 5 = mag in de droger, lage temperatuur
C
1 = wasmachine wassen op gewoon programma 2 = lauw strijken 3 = bleken mag 4 = niet stomen 5 = mag niet in de droger
D
1 = wasmachine wassen op gewoon programma 2 = warm strijken 3 = niet bleken 4 = stomen mag 5 = mag niet in de droger

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

Bekijk de afbeelding. Wat betekent dit symbool op een wasetiket?
A
alleen snelle handwas
B
geschikt voor chemisch reinigen
C
kreukherstellende was
D
trommeldrogen op laagste stand

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Bekijk de afbeelding. Wat betekent dit symbool op een wasetiket?
A
chemisch reinigen
B
drogen in droogtrommel
C
strijken op hoge temperatuur
D
wasmachine reinigen

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat staat er op de bijsluiter van een medicijn?


A
houdbaarheidsdatum van het medicijn
B
bijwerkingen die kunnen optreden
C
manier waarop je het medicijn moet bewaren
D
zowel A, B en C

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

In de bijsluiter van een medicijn tegen koorts, staat het volgende:
A
Ja, er zit genoeg tijd tussen de eerste en de tweede tablet.
B
Ja, ze mag maximaal 2 tabletten per dag nemen.
C
Nee, er zit niet genoeg tijd tussen de eerste en de tweede tablet.
D
Nee, ze mag niet meer dan 1 tablet per dag nemen.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Verslaving is....
A
Dezelfde dosering werkt niet meer voldoende
B
zowel lichaam als geest zijn afhankelijk geworden
C
medicijnen versterken elkaar
D
is een veel voorkomende bijwerking en komt vaak voor in de vorm van diarree

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wie of wat is Korsakov?
A
Een DJ.
B
Een drankje met een alcoholpercentage van bijna 50%.
C
De ontdekker van wodka.
D
Hersenbeschadiging als gevolg van overmatig alcoholgebruik.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Mazelen is dit een ziekte of stoornis
A
ziekte
B
stoornis

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Autisme is dit een stoornis of een ziekte
A
ziekte
B
stoornis

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Bij een tand door de lip
A
leggen we een ijsblokje op de lip
B
doen we een pleister op de lip
C
leggen we een steriel gaasje op de lip
D
leggen we de vinger op de lip

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is domotica?
A
een app waarmee iemand kan checken of hij gezond leeft
B
een robot die je kan inzetten zodat iemand zich minder eenzaam voelt
C
het automatiseren van elektrisch apparaten in het huis van de zorgvrager

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen intolerantie en allergie voor melk?
A
Bij een melkintolerantie kan men niet tegen de lactose in de melk, bij een melkallergie kan men niet tegen de melkeiwitten
B
Bij een melkintolerantie kan men niet tegen de melkeiwitten in de melk, bij een melkallergie kan men niet tegen het vet.
C
Bij een melkallergie kan men niet tegen de melkeiwitten in de melk, bij een melkintolerantie kan men niet tegen het vet.
D
Bij een melkallergie kan men niet tegen de koolhydraten in de melk, bij een melkintolerantie kan men niet tegen het eiwit.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Van welk soort motivatie is hier sprake?
Emma gaat zwemmen want daarna voelt zij zich heerlijk ontspannen.
A
Intrinsieke motivatie
B
Extrinsieke motivatie

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Als jouw motivatie door een hogere salaris wordt geprikkeld, is er sprake van
A
een extrinsieke motivatie.
B
een intrinsieke motivatie
C
extrinsieke en intrinsieke motivatie

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Stel dat Jasmine het volgende beeld liet zien, wat is haar APGAR score?
- Onregelmatig ademhalen
- Goede spiertonus (spanning)
- Reageert goed op prikkels, huilt
- Roze huidskleur
- Hartslag van 80/min (minimaal 100 is goed)

A
0
B
6
C
2
D
10

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welke apgar score kun je geven aan een baby die helemaal blauw is?
A
1
B
2
C
0
D
4

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent ‘Domotica’?
Domotica is een verzamelbegrip voor:

A
aanpassingen waardoor rolstoelgebruikers zich veilig kunnen verplaatsen.
B
medicijnen die ervoor zorgen dat mensen langer zelfredzaam blijven.
C
voorzieningen die bepaalde functies in huis automatiseren.
D
zorgrobots die mensen met een beperking ondersteunen.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekenen de wassymbolen?
Bleken
Professioneel reinigen
Strijken
Droger
Wassen

Slide 18 - Drag question

This item has no instructions

Bij een verslikking
A
gebruik je Heimlich
B
geef je 5 stoten tussen de schouderbladen
C
verwijder zichtbaar voorwerp
D
alle drie

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Eerstegraads brandwond 
Tweedegraads brandwond 
Derdegraads brandwond

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Bij wat voor beet/steek kun je de ziekte van Lyme oplopen
A
Teek
B
Wesp
C
Bij
D
Mier

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

LSD staat voor
A
Luisteren-samenvatten-doorvragen
B
Lief zijn- samenwerken-denken
C
Luisteren-samen-denken
D
Luisteren-samenwerken-doorvragen

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat past bij grenzen stellen?
A
Hard op de feiten, zacht op de persoon.
B
Zacht op de feiten, hard op de persoon.

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat is motiveren
A
iemand helpen bij zijn taak.
B
zorgen dat anderen ingrijpen als er iets gebeurt.
C
zorgen dat iemand zij taak met plezier doet.
D
taken laten uitvoeren zonder begeleiding.

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kan je luizen krijgen?
A
Ze springen over
B
Ze lopen over
C
Ze zitten in jassen etc.
D
In de zandbak

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Neten zijn eitjes van luizen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Extrinsieke motivatie 
Intrinsieke motivatie 
Komt van buitenaf
welwillendheid
 schaamte 
Komt van binnenuit
 stress
plezier
intern

Slide 27 - Drag question

Optionele dia
Simpele sleepoefening om te kijken of deelnemers het begrepen hebben.
Is tevens een leuk voorbeeld van een activerende werkvorm die weinig tijd kost.
De huisarts schrijft medicatie in de vorm van tabletten, welke toedieningsvorm is dit?
A
Oraal
B
Rectaal

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Kijk naar de volgende verschijnselen:
groeispurt-natte droom-menstruatie-balzak-schaamlippen-penis-vagina
Welke verschijnselen zijn echt kenmerkend voor de puberteit?
A
natte droom - balzak - vagina
B
natte droom - menstruatie - groeispurt
C
balzak - vagina - groeispurt
D
schaamlippen - groeispurt - balzak

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de puberteit?
A
De tijd waarin je niet zonder je ouders kan.
B
Een moment waarop je alles leuk vindt.
C
Een fase in je leven waarin je volwassen wordt
D
Een fase waarin je graag veel ijsjes eet.

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Steunkousen
A
Helpt de vochtdoorstroming te verbeteren
B
Helpt de bloedstroom te verbeteren
C
Helpt de vet stroom te verbeteren

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

De drie belangrijkste symptomen van hersenvliesontsteking zijn
A
hoofdpijn, koorts, toevallen
B
hoofdpijn, uitslag, braken
C
hoofdpijn, koorts, nekstijfheid
D
hoofdpijn, uitslag, moeite met licht

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Beroepsgeheim is hetzelfde als.....
A
Zwijgplicht
B
Integer zijn
C
Privacy waarborgen
D
Open communicatie met collega's

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Obstipatie is:
A
incontinent zijn van ontlasting
B
harde en droge ontlasting
C
dunne ontlasting
D
zachte en soepele ontlasting

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Beroepsgeheim is.........................
A
Niemand mag weten welk werk je doet.
B
Werken in een ander land.
C
Onderdeel van politie.
D
De plicht te zwijgen over dingen die je weet vanuit je beroep.

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions