M&O wk 24

M&O wk 24
1 / 27
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

M&O wk 24

Slide 1 - Slide


Wat is een chronische ziekte?
A
Een ziekte die plotseling ontstaat
B
Een ziekte die voorkomt in de familie
C
Een ziekte die langdurig aanhoudt
D
Een ziekte die steeds erger wordt

Slide 2 - Quiz

Wat biedt de thuiszorg?
A
verpleging, persoonlijke verzorging en huishoudelijke verzorging in een wooncentrum
B
verpleging, persoonlijke verzorging, kraamzorg en huishoudelijke verzorging aan huis
C
kraamzorg en huishoudelijke verzorging in een wooncentrum

Slide 3 - Quiz

Je opa heeft jaren gerookt en heeft nu klachten als: bij inspanning kortademig en hoesten. Welke ziekte hoort hierbij?
A
Hartaanval
B
CVA
C
COPD
D
Astma

Slide 4 - Quiz

Bij welke ziekte is het belangrijk om een schoon huis te hebben
A
Smetvrees
B
Astma
C
Difterie
D
Kinkhoest

Slide 5 - Quiz

Wat is astma?
A
chronische aandoening aan de luchtwegen
B
chronische aandoening aan het hart
C
chronische aandoening aan het spijsverteringskanaal

Slide 6 - Quiz

Wat is emptahie?
A
Het tonen van belangstelling in iemand.
B
Het vermogen om je in te leven in andere mensen
C
Aandacht voor iets of iemand hebben
D
De juiste werkhouding aannemen

Slide 7 - Quiz

Handhygiëne  
Richtlijnen handhygiëne:

Knip de nagels kort en houd ze schoon
Kunstnagels zijn niet toegestaan
Nagellak is niet toegestaan
Draag geen hand/arm sieraden 


Slide 8 - Slide

Welk woord hoort bij de volgende omschrijving:
Ik vind mijzelf waardevol en het maakt mij niet uit wat anderen ervan denken.
A
Gelijkwaardigheid
B
Zelfredzaamheid
C
Eigenwaarde
D
Autonomie

Slide 9 - Quiz

Ergonomisch werken is..?
A
Zorgen dat je alle spullen bij je hebt
B
Blijven communiceren met de cliënt
C
Een juiste werkhouding aannemen
D
Dit woord bestaat niet.

Slide 10 - Quiz

Wat staat NIET op een recept?
A
De geboortedatum van de zorgvrager
B
Wanneer het medicijn moet worden ingenomen (voor of na de maaltijd)
C
De naam van het medicijn
D
Welke kleur het medicijn is

Slide 11 - Quiz

Wat betekent ‘Domotica’?
Domotica is een verzamelbegrip voor:

A
aanpassingen waardoor rolstoelgebruikers zich veilig kunnen verplaatsen.
B
medicijnen die ervoor zorgen dat mensen langer zelfredzaam blijven.
C
voorzieningen die bepaalde functies in huis automatiseren.
D
zorgrobots die mensen met een beperking ondersteunen.

Slide 12 - Quiz

Wat is incubatietijd?
A
Voor een besmetting
B
Na een besmetting
C
Wanneer je ziek bent
D
De periode voordat de ziekte uitbreekt

Slide 13 - Quiz

Wat geef je door aan de huisarts/112?
A
waar je bent, wie het slachtoffer is, hoe het gaat met hem/haar
B
Wat het slachtoffer heeft ingenomen en hoeveel

Slide 14 - Quiz

Als eerstenhulpverlener neem je contact op met 112. Wat wil de centralist het EERST van jou weten?
A
of de omgeving veilig is of dat er een hond in de buurt is.
B
op welk nummer je het beste teruggebeld kunt worden.
C
of je al een ambulance of andere hulpverlener hebt gebeld.
D
wat er aan de hand is en waar het slachtoffer zich bevindt

Slide 15 - Quiz

Wat is persoonlijke hygiëne?
A
Afval opruimen
B
Tanden poetsen
C
Toilet schoonmaken
D
Vloer stofzuigen

Slide 16 - Quiz


Welk wasmiddel gebruik je om dit wasgoed te wassen
A
wolwasmiddel
B
witwasmiddel
C
fijnwasmiddel
D
bontwasmiddel

Slide 17 - Quiz

Welke producten zijn schoonmaakmaterialen?
meerdere antwoorden goed.
A
microvezeldoekje
B
allesreiniger
C
zeem
D
stofzuiger

Slide 18 - Quiz

Welk soort schoonmaakmiddel zorgt ervoor dat de meeste micro-organismen doodgaan?
A
reinigingsmiddel
B
onderhoudsmiddel
C
desinfecteermiddel
D
oplosmiddel

Slide 19 - Quiz

Bekijk de afbeelding.

Welk schoonmaakmateriaal is dit?

A
luiwagen
B
bezem
C
dweil
D
vloerwisser

Slide 20 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Je ziet een etiket van een kledingstuk.

Op hoeveel graden moet dit kledingstuk gewassen worden?

A
40 graden
B
60 graden
C
30 gragen
D
50 graden

Slide 21 - Quiz


Wat is de betekenis van dit pictogram?

Voor het reinigen van...

A
harde vloeren
B
vloerkleden
C
houten vloeren
D
zachte vloeren

Slide 22 - Quiz


In je trui zit een wasetiket met daarop een wastobbe met een horizontale streep eronder.

Wat betekent dit?

A
je moet de trui met de hand wassen
B
je moet de wasmachine maximaal tot een derde vullen
C
je mag de trui niet wassen
D
je moet de wasmachine maximaal tot de helft vullen

Slide 23 - Quiz

Wat betekent dit symbool op een wasetiquette?

A
strijken op hoge temperatuur
B
drogen in droogtrommel
C
wasmachine reinigen
D
professioneel reinigen

Slide 24 - Quiz


Wat betekent dit gevaarsymbool?

A
Product kan mogelijk kankerverwekkend zijn
B
Product kan exploderen
C
Kan door inademen ernstig gevaar opleveren en dodelijk zijn.
D
Product kan gemakkelijk vlam vatten

Slide 25 - Quiz


Welk wasgoed moet je strijken?
A
theedoek
B
onderlakens
C
handdoeken
D
badlakens

Slide 26 - Quiz


Wat betekent ADL?
A
algemene dagelijkse levenshandelingen
B
algemene dagelijkse levensverwachtingen
C
algemene dagelijkse levensverrichtingen
D
algemene dagelijkse levensinvullingen

Slide 27 - Quiz