Extra herkansing H4 T4_1

Extra herkansing H4 T4_1
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Extra herkansing H4 T4_1

Slide 1 - Slide

Programma en lesdoelen
Bijspijkerles 1: Woordraadstrategieën en Woordenschat Blok 1, 2 en 3
Bijspijkerles 2: Theorie Lezen Blok 1
Bijspijkerles 3: Theorie Lezen Blok 2
Bijspijkerles 4: Maken eindexamen, bekijken video's
Bijspijkerles 5: Maken eindexamen, bekijken video's

Lesdoelen:
- aan het einde van deze bijspijkeruren zijn jullie in staat om een voldoende te halen voor het proefwerk.

Slide 2 - Slide

Woordraadstrategieën en Woordenschat Blok 1, 2 en 3
Welke woordraadstrategieën ken je al?
Opzoeken in een woordenboek of op internet, de betekenis afleiden uit de woordvorm of de betekenis afleiden uit de tekst.

Fanatieke sporters die graag gespierd willen worden nemen extra proteïnen, omdat hun lichaam extra eiwitten nodig heeft.


Slide 3 - Slide

Theorie Lezen Blok 1
[3] Manieren van lezen:
  • Oriënterend lezen: een eerste indruk krijgen van een tekst, onderwerp en doel bepalen. Je let op: titel, tussenkopjes, illustraties, inleiding, slot, cursief- of vetgedrukte tekst, schrijver en bron.
  • Globaal lezen: hoofdzaken uit de tekst halen. Je let op: kernzinnen (eerste of laatste zin van een alinea) en op signaalwoorden en –zinnen.
  • Intensief lezen: een tekst helemaal begrijpen. Je let op: betekenissen van woorden, verwijswoorden, tekstverbanden, de opbouw van de tekst, het schrijfdoel en de hoofdgedachte.
  • Kritisch lezen: een tekst beoordelen. Je let op de informatie: is die juist/volledig/actueel? Daarnaast let je op argumenten: zijn die eerlijk/overtuigend/logisch en samenhangend?


Slide 4 - Slide

Theorie Lezen Blok 1
[4] Onderwerp, deelonderwerpen en hoofdgedachte
  • Onderwerp: daar waar de tekst over gaat, dit geef je weer in één of twee woorden
  • Deelonderwerpen: verschillende onderwerpen in een tekst; de verschillende kanten van een onderwerp
  • Hoofdgedachte: de zin in de tekst die de tekst in één of twee zinnen samenvat; de kortst mogelijke samenvatting van de tekst > geeft weer wat er over het onderwerp wordt gezegd
Je kijkt naar de titel, de inleiding, het slot en de kernzinnen
De hoofdgedachte is nooit een vraag

Elke tekst moet een titel hebben > belangrijk onderdeel tekst
Titel informeert je over de tekst, en motiveert je om verder te lezen
Naast een titel > ondertitel of chapeau
In langere teksten heb je vaak ook tussenkopjes > wederom informeren lezer en motiveren om verder te lezen

Slide 5 - Slide

Theorie Lezen Blok 1
[6] Alinea en kernzin
  • Elke tekst is verdeeld in een aantal alinea’s. Alinea’s zitten in de lay-out: het begin van een alinea springt meestal iets in. Er worden ook witregels geplaatst tussen alinea’s
  • Een goed opgebouwde alinea is een afgeronde eenheid: d.w.z.: je snijdt maar één onderwerp aan
  • De zin die het belangrijkste deel van een alinea weergeeft  kernzin; staat meestal aan het begin of eind van de alinea  lastige kernzinnen kunnen ook in het midden van een alinea staan, ook zijn er soms geen kernzinnen

[7] Citeren en eigen woorden
  • Citeren betekent: letterlijk overnemen 
  • Wat betekent parafraseren dan? = in eigen woorden omschrijven.
  • Je citeert de eerste twee en de laatste twee woorden:
  • Vandaag ben ik naar school gegaan en mijn moeder heeft voor mij een overheerlijke lunch gemaakt. Ik had een broodje met pindakaas en hagelslag. Ik heb er ontzettend van genoten. Wat een heerlijke dag was dit!
  • 1 minuut: hoe citeer je dit?
  • Antwoord: ‘Vandaag ben … was dit!’ (r. 25)

Slide 6 - Slide

Theorie Lezen Blok 1
[8] Schrijfdoelen, tekstsoorten en tekstvormen
Schrijfdoelen:
  • Informeren: informatie geven (nieuwsbericht, verslag, notulen, werkstuk, zakelijke brief)
  • Instrueren: aanwijzingen geven (gebruiksaanwijzing, routebeschrijving, recept)
  • Uiteenzetten: uitleggen hoe iets in elkaar zit (artikel in krant of tijdschrift, tekst in schoolboek, naslagwerk, zakelijke brief)
  • Overtuigen: iets betogen/zorgen dat de luisteraar de mening van de schrijver deelt (commentaar of opiniestuk in krant, tijdschrift of online, recensie, column, ingezonden brief). Subjectief/objectief?
  • Beschouwen: iets van verschillende kanten belichten (achtergrondartikel in krant, tijdschrift of line, recensie, column/blog). Subjectief/objectief?
  • Activeren: aanzetten tot iets (advertentie/advertorial, folder/flyer/brochure/pamflet, ingezonden brief, sollicitatiebrief, recensie, blog
  • Amuseren: vermaken (roman, artikel in tijdschrift, stripverhaal, column/blog)


Slide 7 - Slide

Theorie Lezen Blok 1
[8] Tekstsoorten en -tekstvormen
Bij een schrijfdoel hoort een tekstsoort:
  • Uiteenzetting: een informatieve tekst, bevat feiten en is objectief.
  • Betoog: een tekst waarin de schrijver zijn standpunt met meningen ondersteunt. De tekst is subjectief en bedoeld om te overtuigen.
  • Beschouwing: een tekst waarin de schrijver interpretaties, verklaringen of opinies voorlegt. Het heeft als doel de lezer over een kwestie te laten nadenken, maar de schrijver is er niet op gericht de lezer te overtuigen, en is dus objectief.

Slide 8 - Slide

Theorie Lezen Blok 1
[9] Feitelijke en waarderende uitspraken
  • Feitelijke uitspraak = een uitspraak waarvan de schrijver meent dat deze waar/waarschijnlijk/aannemelijk is. Als zo’n uitspraak waar is, is het een feit.
Voorbeeld: Naar de voetbalwedstrijd Zweden – België keken gisteravond 2.584.000 mensen. Bron: Stichting KijkOnderzoek.
  • Waarderende uitspraak = een niet-feitelijke uitspraak, de schrijver geeft aan of hij iets goed/slecht/mooi/lelijk/gepast/ongepast/wenselijk/onwenselijk/waardevol/waardeloos vindt.
Voorbeeld: Het EK-duel was enorm spannend (waarderend). 
> het doel van de schrijver is belangrijk om te bepalen of het een feitelijke of waarderende uitspraak is; informeren  feitelijk en overtuigen > waarderend.

[10] Intentie van de schrijver
  • De intentie van de schrijver is de manier waarop hij over het onderwerp schrijft en hoe hij zich opstelt. Dit kan emotioneel, kwaad, enthousiast, geïrriteerd of opgewekt zijn, maar ook neutraal.
  • Opvattingen en gevoelens kun je ook afleiden uit de toon; is hij ironisch, sarcastisch, serieus of to-the-point?

Slide 9 - Slide

Theorie Lezen Blok 2
[32] Manieren om alinea's aan elkaar te verbinden
Alinea’s van een tekst staan niet los van elkaar > er bestaat een logisch verband
Dat verband > alineaverband of tekstverband

Die verbinding kun je aangeven door:
1. Herhaling van woorden of woordgroepen: bij het begin van elke alinea herhaal je woorden of woordgroepen
2. Signaalwoorden: woorden of woordgroepen die alinea’s verbinden, geven aan om welk verband het gaat  functiewoorden en signaalwoorden gaan hand-in-hand
Functiewoord zegt iets over tekstgedeelte (oorzaak, gevolg, oplossing, samenvatting, etc.);
Signaalwoord zegt iets over het verband tussen die tekstgedeeltes (staan altijd in de tekst)
3. Signaalzinnen: aankondigend versus terugblikkend (of combinatie ervan)
Ik zal verderop in de tekst … noemen (aankondigend);
Eerder noemde ik al… (terugblikkend).
4. Overgangszinnen met een verwijzend woord: bevatten verwijswoorden als deze, die, dit, dat, dergelijke, zulke

[33] Soorten verbanden en signaalwoorden
Functie signaalwoorden  duidelijk maken hoe een tekst is opgebouwd en hoe de onderdelen samenhangen
Pak p. 132 in je boek erbij en lees alle soorten verbanden door (5 minuten)
Op het proefwerk moet je ze herkennen, niet kénnen
Wel herkennen: signaalwoorden en weten welk verband erbij hoort





Slide 10 - Slide

Theorie Lezen Blok 2
[33] Soorten verbanden en signaalwoorden
Functie signaalwoorden > duidelijk maken hoe een tekst is opgebouwd en hoe de onderdelen samenhangen
Pak p. 132 in je boek erbij en lees alle soorten verbanden door (5 minuten)
Op het proefwerk moet je ze herkennen, niet kénnen
Wel herkennen: signaalwoorden en weten welk verband erbij hoort





Slide 11 - Slide

Theorie Lezen Blok 2
[35] Hoofdstructuur t/m [46]
Hoofdstructuur [35-39]
  • Inleiding
Belangstelling wekken
Onderwerp introduceren
Hoofdgedachte formuleren
Opbouw aankondigen
Aanleiding noemen
Welwillend stemmen
Pakkende inleiding: vragen, stelling, anekdote, retorische vraag, openingszin, constatering, citaat







Slide 12 - Slide

Theorie Lezen Blok 2
[35] Hoofdstructuur t.m [46]
Hoofdstructuur [35-39]
  • Middenstuk
Meerdere alinea’s
Hoofdgedachte uitwerken in deelonderwerpen
Per alinea één deelonderwerp en een kernzin

  • Slot
Samenvatting
Conclusie
Aanbeveling
Afweging
Oproep
Uitsmijter






Slide 13 - Slide

Theorie Lezen Blok 2
Tekststructuren [39]-[45]
Tekststructuren [39]-[45] > geven de structuur of opbouw van een tekst weer
  • Voor-en-nadelenstructuur – Wat zijn de voor- en nadelen?
Verschijnsel – overzicht – conclusie/samenvatting
  • Vroeger-en-nu-structuur – Wat is er veranderd?
Beschrijving ontwikkeling/verandering – twee/meer perioden tegenover elkaar – samenvatting/conclusie/aanbeveling
  • Vroeger-nu-toekomst-structuur – Wat is er veranderd en wat gaat nog veranderen?
Beschrijving ontwikkeling/verandering – twee/meer opeenvolgende perioden – toekomstverwachting 
  • Probleem-en-oplossingstructuur – Op welke manier(en) kan het worden opgelost?
Beschrijving probleem – oplossingen – afweging en aanbeveling/samenvatting
  • Verschijnsel-en-verklaringstructuur – Welke verklaringen zijn er voor dit verschijnsel te geven?
Bespreking verschijnsel – verklaringen – aanbeveling en/of samenvatting
  • Bewering-en-argumentstructuur – Waarom is … waar?
Bewering – argumenten en weerlegging van mogelijke tegenargumenten – conclusie

[46] Functies van tekstgedeelten
Herken ze, ga ze niet leren






Slide 14 - Slide

Theorie Lezen Blok 2
  • Verschijnsel-en-besprekingstructuur – Welke aspecten kent dit verschijnsel?
Bespreking van een verschijnsel – bespreking van verschillende aspecten – samenvatting

[46] Functies van tekstgedeelten
Lees door in het boek






Slide 15 - Slide

Opdrachten
Leren woordjes Woordenschat Blok 1 en 2 op flash cards, StudyGo, etc.

Maak de oefeningen opnieuw van Blok 1 en 2

Maak op Examenblad.nl eindexamen NETL:
  • mavo-4 2022 Nederlands Tijdvak 1 of 2
  • havo-5 2022 Nederlands Tijdvak 1 of 2

Maak de oefeningen in Op Niveau opnieuw
Maak Extra oefenmateriaal wat jij nog moeilijk vindt in Op Niveau




Slide 16 - Slide

Extra oefenmateriaal/uitleg

Slide 17 - Slide

Extra oefenmateriaal/uitleg

Slide 18 - Slide

Extra oefenmateriaal/uitleg

Slide 19 - Slide

Extra oefenmateriaal/uitleg

Slide 20 - Slide

Extra oefenmateriaal/uitleg

Slide 21 - Slide

Extra oefenmateriaal/uitleg

Slide 22 - Slide

Extra oefenmateriaal/uitleg

Slide 23 - Slide

Extra oefenmateriaal/uitleg

Slide 24 - Slide