Les 09-04-2021, rekentrainers van 3.1 t/m 3.3

• Economie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Planning voor de les:

4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.

5 minuten: voorkennis testen

1 minuut: leerdoelen en huiswerk

20 minuten: uitleg 

5 minuten: leerdoelen testen

25 minuten: aan het werk!

Wat is geen energiebron om groene energie op te wekken?

1. Gas
2. Water
3. Wind
4. Zon

Bekijk het lijndiagram "apparaten in gebruik".
Door de jaren heen zijn elektrische apparaten lichter en zuiniger geworden.

Voor welke van de onderstaande uitspraken staat bewijs in het diagram? Kies het juiste antwoord.

1. Elektrische apparaten zijn zuiniger geworden
2. Elektrische apparaten zijn zwaarder geworden
3. Er worden meer elektrische apparaten gebruikt
4. Het gebruik van elektriciteit is toegenomen

Hidde en Max praten over het beperken van milieuvervuiling.
Hidde zegt: 'De consument kan milieuvervuiling beperken door producten met minder grondstoffen te verbruiken.'
Max zegt: ' De consument kan milieuvervuiling beperken door flessen met statiegeld te nemen'.

Wie heeft gelijk?

1. Hidde
2. Max
3. Beide
4. Niemand

Leerdoelen:

- Je kan met percentages rekenen.

- Je kan de bruto en netto winst uitrekenen.

- Je kan een deel van een geheel berekenen.

HUISWERK: Rekentrainers 3.1 t/m 3.3

Hoe reken je met procenten?

Verschillende berekeningen

• (nieuw-oud) : oud x 100
• deel : geheel x 100
• Getal : 100 x het percentage dat je wilt

Groei of daling berekenen

Wanneer je een groei of daling wilt uitrekenen gebruik je de volgende formule:

(𝑛𝑖𝑒𝑢𝑤 −𝑜𝑢𝑑)/𝑜𝑢𝑑 𝑥 100

Te herkennen aan de woorden: Meer, minder, groter, kleiner, groei, krimp stijging, daling etc...

Voorbeelden groei of daling

Bijvoorbeeld.

Jan zijn omzet was vorige maand 35.000 euro. Deze maand is zijn omzet 45.000 euro. Hoeveel procent is zijn omzet gestegen?

Jan zijn omzet was vorige maand 35.000 euro. 

Deze maand is zijn omzet 45.000 euro. Hoeveel procent is zijn omzet gestegen?

Hoe reken ik dit uit?

Stap 1. 

nieuwe omzet - oude omzet = stijging in geld

45.000 - 35.000 = 10.000 euro 

Stap 2. 

stijging in geld : oude omzet 

x 100 = groei in %

10.000 : 35.000 = 0,28571429

x 100 = 28,57%

Piet zijn omzet was vorige maand 100.000 euro.

Deze maand is zijn omzet 110.000 euro.

Hoeveel procent is zijn omzet gestegen?

Hoe reken ik dit uit?

Stap 1.  

nieuwe omzet - oude omzet = stijging in geld

Stap 2.  

stijging in geld : oude omzet

x 100 = groei in %

Vul het antwoord op de vorige vraag in. Hoeveel procent is Piet zijn omzet gestegen?

Uitwerking

Stap 1.

110.000 - 100.000 = 10.000

Stap 2.

10.000 : 100.000 x 100% = 10%

Hoe reken ik dit uit?

Stap 1.

nieuwe omzet - oude omzet = stijging in geld

Stap 2.

stijging in geld : oude omzet

x 100 = groei in %

Hoeveel is alles ten opzichte van de omzet??

Omzet

 inkoopwaarde

brutowinst

bedrijfskosten

nettowinst

-

-

Omzet = €1.000,-
Brutowinst = €500,-
Inkoopwaarde = ...

1. €1.500,-
2. €500,-
3. -€500,-
4. -€1.500,-

Afzet= 50 stuks Prijs per stuk = €10,-
Inkoopwaarde = €200,-
Brutowinst =....

1. €300,-
2. €2.050,-
3. €290,-
4. €500,-

Wat is de nettowinst:

1. de brutowinst - de bedrijfskosten
2. de bedrijfskosten - de brutowinst
3. de brutowinst + de bedrijfskosten
4. de bedrijfskosten + de brutowinst

Hoeveel procent is A van B?

Deel : geheel x 100%

Percentage uitrekenen van de omzet 

Soms moet je berekenen hoeveel procent de inkoopwaarde, brutowinst, bedrijfskosten of nettowinst is van de omzet (100%). 

___________  : omzet x 100 = __________%

bv. inkoopwaarde : omzet x 100 = % inkoopwaarde

omzet: 83.000 euro
inkoopwaarde: 46.000 euro
Hoeveel procent is de inkoopwaarde van de omzet?

Uitwerking

___________ : omzet x 100 = __________%

inkoopwaarde : omzet x 100 =__________%

46.000 / 83.000 x 100% = 55,42%

Rekenen met procenten

Geld in euro's	2.100
%	100

1. Ik noteer mijn gegevens. 

2. Wat is alles / het geheel (100%)?

3. Wat wil ik weten? Welk percentage?

4. Ik reken naar 1%.

Geld in euro's	2.100
%	100		3

1. Ik noteer mijn gegevens. 

2. Wat is alles / het geheel (100%)?

3. Wat wil ik weten? Welk percentage?

4. Ik reken naar 1%.

Wat ik boven doe, doe ik ook onder!

Geld in euro's	2.100
%	100	1	3

1. Ik noteer mijn gegevens. 

2. Wat is alles / het geheel (100%)?

3. Wat wil ik weten? Welk percentage?

4. Ik reken naar 1% (:100)           5.  x het percentage

:100

:100

Wat ik boven doe, doe ik ook onder!

Geld in euro's	2.100	21
%	100	1	3

1. Ik noteer mijn gegevens. 

2. Wat is alles / het geheel (100%)?

3. Wat wil ik weten? Welk percentage?

4. Ik reken naar 1% (:100)           5.  x het percentage

:100

:100

Wat ik boven doe, doe ik ook onder!

Geld in euro's	2.100	21	63
%	100	1	3

1. Ik noteer mijn gegevens. 

2. Wat is alles / het geheel (100%)?

3. Wat wil ik weten? Welk percentage?

4. Ik reken naar 1% (:100)           5.  x het percentage

:100

:100

x3

x3

Nog eens oefenen...

Geld in euro's
%	100	1

1. Ik noteer mijn gegevens. 

2. Wat is alles / het geheel (100%)?

3. Wat wil ik weten? Welk percentage?

4. Ik reken naar 1% (:100)          

5.  Ik doe het keer het % dat ik wil weten.

:100

:100

x ___

x ___

Amy spaart per maand € 7. Dat is 35% van haar zakgeld. Bereken
hoeveel zakgeld Amy per maand krijgt.

Uitwerking

                                                              : 35                         x 100

Bedrag	7 euro	0,2 euro	20 euro
Percentage	35%	1%	100%

Aan de slag!

Wat? Rekentrainers 3.1 t/m 3.3

Hoe? In de online leeromgeving

Hulp? De docent (tijdens de les), je laptop en je medestudent.

Tijd? Tot de timer op 0 staat of de opdrachten af zijn

Uitkomst? Je hebt geoefend met de leerstof.

Klaar? Ga verder met een ander vak of ga verder met de rekentrainers 3.4