literaire begrippen

Welkom 3hb!
VANDAAG:
- boekopdracht retour: moet aangepast worden. Inleveren woensdag 11 maart.
- bespreken en oefenen fictiebegrippen,
- eind van de les de toetscijfers.

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom 3hb!
VANDAAG:
- boekopdracht retour: moet aangepast worden. Inleveren woensdag 11 maart.
- bespreken en oefenen fictiebegrippen,
- eind van de les de toetscijfers.

Slide 1 - Slide

Literaire begrippen
Thema
Personages 
Verhaalopbouw
Spanning
Vertelwijze
Tijd 
Ruimte
Beoordeling (min. 3 woorden)

Slide 2 - Slide

Thema
In het thema zit een boodschap verboren.
Is iets anders dan het onderwerp.
· Wat is de ‘wijze les’ van het verhaal?
· Wat wil de schrijver je meegeven over het onderwerp?
· Met welk probleem (gevoel/gedachte) zit de hoofdpersoon?
· Wat ontdekt de hoofdpersoon over het onderwerp? Verandert hij/zij van mening in de loop van het verhaal?

· Zegt het boek iets over een universeel (voor iedereen geldend) probleem?

Laatste punt; het thema is nooit één woord, maar altijd een kort zinnetje

Slide 3 - Slide

Hoofdpersoon/personen.   
Je kunt de hoofdpersoon in een verhaal op twee manieren bekijken;
- Hoe/wie is de hoofdpersoon?
- Hoe verandert de hoofdpersoon door de gebeurtenissen in het verhaal?

Slide 4 - Slide

Personages   
Je kunt de hoofdpersoon in een verhaal op twee manieren bekijken;
- Hoe/wie is de hoofdpersoon?
- Hoe verandert de hoofdpersoon door de gebeurtenissen in het verhaal? 
- Karakterbeschrijving door wat ze doen en zeggen, door hun reacties in moeilijke situaties en op anderen, wat ze denken.

3. door wat ze denken, voelen, willen, moeilijk vinden,

4. door wat andere personen over hen denken of zeggen,

5. door wat de verteller over hen zegt,
Het innerlijk van je hoofdpersoon
Het uiterlijk van je hoofdpersoon
Leeftijd, familie, school, hobby’s, andere opvallende, belangrijke zaken
De ontwikkeling van de hoofdpersoon in het verhaal
Is de hoofdpersoon realistisch en kon je je inleven?

Slide 5 - Slide

Verhaalopbouw
Waar start het verhaal: 
- vanaf het begin (ab ovo --> ' vanaf het ei')
- begint het midden in verhaal (in medias res --> 'in het midden')

Slide 6 - Slide

Spanning in het verhaal
Niet: of een verhaal spannend is!
Hoe bouwt een schrijver spanning in zijn verhaal waardoor de lezer zal doorlezen?
- cliffhanger
- open plekken: vragen die het verhaal oproept
- spannende situatie/omgeving 
- verwachtingen/vermoedens opwekken
- informatie verzwijgen voor de lezer

Slide 7 - Slide

Vertelwijze: Ik-perspectief     
 De ik-persoon vertelt het hele verhaal. Je ziet alle personen, gebeurtenissen en situaties vanuit het standpunt van de ik-figuur. Je weet dus alles wat deze ‘ik’ denkt, voelt en ziet.


Slide 8 - Slide

Vertelwijze: personaal perspectief

De schrijver kruipt in de huid van één personage. De schrijver vertelt het verhaal vanuit het perspectief van die persoon, die ‘hij’ of ‘zij’ wordt genoemd. Als lezer weet je evenveel als de hij/zij-persoon.

Slide 9 - Slide

Vertelwijze: wisselend perspectief
Je kijkt in het verhaal met meerdere mensen mee. Je leest dus de gevoelens en gedachten van meerdere personages. We noemen het wisselend perspectief omdat je het verhaal dus vanuit verschillende personen meemaakt.  
 Je leest telkens met iemand anders mee en weet wat hij/zij denkt. --> verschillende gebeurtenissen vanuit versch.pers.
--> dezelfde gebeurtenis vanuit verschillende personages.

Slide 10 - Slide

Vertelwijze: auctoriaal vertelperspectief

- De schrijver is een alwetende verteller en weet alles van alle personages en gebeurtenissen. Hij weet hoe iedereen zich voelt en wat men denkt. Doet zelf niet mee aan het verhaal. 


Slide 11 - Slide

Tijd
In welke tijd/periode speelt het verhaal zich af en waar kun je dat aan zien?
- verleden/heden/toekomst
- af te lezen aan de gebeurtenissen in het verhaal,  kenmerken, rituelen, voorwerpen etc.
- Verteltijd (aantal blz.) / vertelde tijd (tijdsduur verhaal)
- Chronologisch of niet-chronologisch (wel/geen flash back)

Slide 12 - Slide

Ruimte
Waar, op welke locatie(s) speelt het verhaal zich af?

De manier waarop de ruimte beschreven wordt, kan een bepaalde sfeer oproepen.

Slide 13 - Slide

Opdracht
Lees het verhaal op blz. 198:
Fragment uit het boek 'Overspoeld' van Gideon Samson

Slide 14 - Slide

Opdracht
Benoem de volgende aspecten:
- hoe heeft de schrijver spanning in het verhaal gecreëerd?
- ruimte in het verhaal en welke sfeer dit oproept
- wat is de belangrijkste open plek in het verhaal?
- wat is het vertelperspectief?
- wat is de vertelde tijd mét en zonder flashbacks?

Slide 15 - Slide

Welkom 3hb!
Vandaag helaas geen toets nakijken (maandag).
Vandaag wel: fictie.
Het kiezen van boek voor de komende periode (boekenlijst).
Chromebook: 
-boek kiezen (zie link Classroom), lees de korte samenvatting en kies er een uit die je in de bieb gaat lenen.
- indien nog niet af: fictie-opdracht Murat afmaken en inleveren.

Slide 16 - Slide