V2 Herhalen leesvaardigheid eindtoets

Nederlands
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

Doel van deze les
Leesvaardigheid herhalen voor de toetsweek
+ paar tips.

Slide 2 - Slide

Oefenen leesvaardigheid

Slide 3 - Slide

Wat zijn de vijf tekstdoelen?
Schrijf ze in de juiste volgorde

Slide 4 - Open question

Hoe formuleer je het onderwerp van een tekst?

Slide 5 - Open question

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 6 - Open question

De kernzin is de belangrijkste zin van een alinea. Op welke plaats in een alinea kun je die kernzin meestal vinden?

Slide 7 - Mind map

Wat zijn hoofdzaken van een tekst?
A
Voorbeelden
B
Kernzinnen
C
Uitleg
D
Titel

Slide 8 - Quiz

Wat zijn bijzaken van een tekst?
A
Voorbeelden
B
Kernzinnen
C
Uitleg
D
Titel

Slide 9 - Quiz

Feitelijke uitspraak of niet? 

Als president zal ik de begroting in evenwicht houden, want dat heb ik ook gedaan toen ik gouverneur was.
A
feitelijke uitspraak
B
geen feitelijke uitspraak

Slide 10 - Quiz

Aan welke woorden kun je zien dat er een argument in de tekst aankomt?

Slide 11 - Mind map

Hoofdgedachte bepalen: meerkeuze.
  • Welk zinnetje klopt niet met wat verteld wordt in de tekst? - die wegstrepen.
  • Welk zinnetje past alleen bij een deel van de tekst? -wegstrepen. 
  • Welk zinnetje past het best bij de hele tekst?
  • Bepaal je keuze. 

Slide 12 - Slide


Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Een man vindt een vogelspin in fruit, wat vrij uitzonderlijk is.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 13 - Quiz

Hoofdzaak
Kernzin
Deelonderwerpen
Inleiding
Middenstuk
Slot
Elke alinea

Slide 14 - Drag question

Bijzaak
Hoofdzaak
Voorbeeld
Uitleg bij iets
Kernzin
Belangrijkste onderwerp
Aanvullende  info
Hier gaat de alinea over

Slide 15 - Drag question

Welke zaken neem je mee in een samenvatting?

Slide 16 - Open question


Hoofdgedachte?
A
Door alle inspanningen van de gemeente wordt Zwolle gezien als een fietsstad.
B
Door het aanleggen van fietsstraten denkt de gemeente Zwolle dat de binnenstad verkeersveiliger wordt.
C
Een fietsstraat is een straat die ingericht is als een soort fietspad waar ook auto’s op mogen rijden.
D
Door de fietsstraten zijn de belangrijke fietsroutes voor fietsers en automobilisten beter herkenbaar.

Slide 17 - Quiz

Wat is een feitelijke uitspraak?
A
Het is een uitspraak waarvan de schrijver of spreker meent dat ze waar, waarschijnlijk of aannemelijk is. Het is een uitspraak die je kunt controleren.
B
Het is een uitspraak waarmee de schrijver of spreker aangeeft of hij iets goed, slecht, mooi of lelijk , gepast of ongepast (etc.) vindt.

Slide 18 - Quiz

Lees onderstaande tekst. Welk tekstdoel heeft deze? Beantwoord de vraag op de volgende slide.

Slide 19 - Slide

Welk tekstdoel?
De tekst: "Salaris inleveren"
A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 20 - Quiz

Welk tekstdoel?
Een uitnodiging om naar de opening van een tentoonstelling in het Van Goghmuseum te komen.
A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 21 - Quiz

Lees onderstaande tekst. Wat is het onderwerp? Beantwoord de vraag op de volgende slide.

Slide 22 - Slide

Wat is het onderwerp van de tekst "Vrouwen in Afghanistan rebelleren tegen een bestaan in de marge"?

Slide 23 - Open question

Toetsvraag: Het middenstuk van de tekst kan in vier delen verdeeld worden. Boven deze vier delen
passen achtereenvolgens de volgende kopjes:
deel 1: Lange aanloopperiode
deel 2: Stijlvolle presentatie
deel 3: Gematigde verwachtingen
deel 4: Blijvende inspiratiebron
Hoe bepaal je waar je de tussenkopjes gaat plaatsen in een tekst? Noteer enkele stappen.

Slide 24 - Open question

Tussenkopjes 
  1. Bepaal waar de inleiding eindigt.
  2. Boven 1e alinea middenstuk: deel 1
  3. Lees globaal wanneer het deelonderwerp wordt afgesloten. Bijv.: tot wanneer gaat het niet meer over 'lange aanloopperiode'?
  4. Kijk uit naar woorden of synoniemen uit volgende tussenkopje. Bijv: Stijlvolle presentatie
  5. Plaats het volgende tussenkopje: deel 2

Slide 25 - Slide

In een tekstgedeelte wordt het verschil tussen appels en peren beschreven.
Toetsvraag: 'Wat is het verschil tussen een appel en een peer?'

Wat moet je doen om tot een volledig antwoord te komen op bovenstaande vraag? Noteer enkele stappen.

Slide 26 - Open question

Een verschil formuleren
  • Zoek in de tekst naar kenmerken van het een (appels). Onderstreep die/ schrijf ze op.
  • Zoek in de tekst naar kenmerken van het ander (peren). Onderstreep die / schrijf ze op.
  • Je begint dus je antwoord met de kenmerken van het een en ander. Vervolgens formuleer je (concluderend) het verschil.
  • Formuleer je antwoord: 'Peren zijn........ . Appels zijn ....... Het verschil tussen appels en peren is dus dat .......... .  

Slide 27 - Slide

Voorbereiden leesvaardigheidstoets
Aan de hand van je antwoord op de vorige vraag, kies je hoe je de toets gaat voorbereiden:
  1. Je gaat alle theorie  samenvatten
  2. Je checkt je antwoorden in je schrift nog eens extra goed 
  3. Je gaat extra oefenen met de oefenbladen die in jullie team staan bij lesmateriaal. Van elk hoofdstuk is er één oefenblad.
  4. Je gaat je leesboek uitlezen

Slide 28 - Slide