Les 22 (herhaalles 07-01)
Les 22
Herhalen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 12 slides, with text slides.
Items in this lesson
Les 22
Herhalen
Slide 1 - Slide
Programme
- Lesdoelen
- Presentie
- Luistertoets
- Herhalen
- Het regelmatig werkwoord op -ir
- Au travail 'werkwoorden op -ir'
- (Blooket Phrases Clés C en G)
- Devoirs
Slide 2 - Slide
Lesdoelen
Na de les...
...kun je de werkwoorden op -ir vervoegen.
...kun je een fragment begrijpen tussen 2 tieners die praten over hun vrije tijd.
Slide 3 - Slide
Presentie
Maken voor de volgende les:
- leren voca A
- maken ex. 5, 6 en 7
helemaal.
Slide 4 - Slide
Luistertoets
Omdat jullie toetsweek volgende week dinsdag al begint, is dit de laatste les voor de toetsweek. We gaan dus de luistertoets met elkaar doen.
Deze telt niet mee als apart cijfer, maar gaat mee in het totaal aantal punten van de toets.
Slide 5 - Slide
à + lidwoord / de + lidwoord
Zoals jullie inmiddels weten is er een samentrekking tussen het voorzetsel à en de met het bepaald lidwoord (de, het). Dit volgt bepaalde regels (zie bord). Het voorzetsel 'à' kan heel veel betekenen (in/naar/bij/ etc.), maar 'de' betekent altijd 'van'.
Op de toets krijgen jullie een oefening waarin jullie zélf moeten bepalen of je à of de met het bijbehorende lidwoord gebruikt. Dit kun je op twee manieren bekijken:
- Kijk naar de zin en bepaal of je de vertaling kunt achterhalen.
- Kijk in de zin er voor of het voorzetsel al gebruikt wordt.
Laten we eens onderstaande zinnen oefenen:
1. Elle a fait les magasins? > Oui, ___________ Galeries Lafayette (mv).
2. Comment est-tu allé à Lille? > J'ai pris le bus_________ gare (v).
3. Tu as resté dans un hôtel? > Oui, je suis resté à l'hôtel __________ tante de Marianne.
4 Vous avez fait des photos du chanteur? > Non, nous avons fait des photos ___________ chanteuse (v).
Slide 6 - Slide
Paragraaf H: regelmatig werwkoord op -ir
Weten jullie nog? Er zijn 3 categorieën regelmatige werkwoorden in het Frans: -er (parler), -re (vendre) en -ir (finir).
In leerjaar 1 en 2 hebben we de regelmatige werkwoorden op -er herhaalt en vorige periode de werkwoorden op -ir. Regelmatig wil zeggen dat de werkwoorden een bepaalde regelmaat volgen. Deze regelmaat uit zich in uitgangen.
Parler Vendre Finir
min -er plus: min -re plus: min -re plus:
Parl... Vend.... Fin.....
Je -e Je -s Je -is
Tu -es Tu -s Tu -is
Il/Elle/On -e Il/Elle/On - Il/Elle/On -it
Nous -ons Nous -ons Nous -issons
Vous -ez Vous -ez Vous -issez
Ils/Elles -ent Ils/Elles -ent Ils/Elles -issent
Slide 7 - Slide
Paragraaf H: regelmatig werwkoord op -ir
De regel die voor de regelmatige werkwoorden op -ir geld is:
Terug naar de stam door -ir eraf te halen en achter de stam de uitgangen zetten die horen bij de persoonlijke voornaamwoorden.
Enkele voorbeelden van werkwoorden die je net zo vervoegd als 'finir' zijn:
réfléchir, réussir, remplir, grandir, choisir, rougir, etc.
Slide 8 - Slide
Paragraaf H: regelmatig werwkoord op -ir
Ook de passé composé heeft een andere uitgang dan die van de regelmatige werkwoorden op -ir.
-er -re -ir
J'ai passé J'ai entendu J'ai fini
Let OP! Verder maak je de passé composé op dezelfde manier: een vorm van hebben + voltooid deelwoord (Tu as fini)
Slide 9 - Slide
Au travail
Jullie gaan nu aan de slag met het werkblad 'regelmatige werkwoorden op -ir.' Maak de voor- én achterkant. Hier hoort ook een schrijfopdracht bij waarbij je gaat vertellen over jouw maandag en zaterdag (hoe deze dagen er vaak uitzien). '
- Welke activiteiten doe je dan?
- Waarom doe je dat of vind je dat leuk?
- Met wie?
- Waar?
timer
20:00
Slide 10 - Slide
Blooket
We gaan nu de phrases clés C en G herhalen via Blooket.
Slide 11 - Slide
Les devoirs
Leren:
voca A, B, E en F
Phrases Clés C en G
Grammaire D en H
