- Je omschrijft wat gezondheid is en noemt factoren die de gezondheid beïnvloeden.
- Je herkent de onderdelen van de huid en het onderhuidse bindweefsel en benoemt functies van de huid.
- Je herkent afweermechanismen bij planten.
- Je herkent en benoemt de eigenschappen van biologische landbouw.
Slide 2 - Slide
Binnen is beginnen
- Telefoon in telefoontas
- Zelfwerkzaamheid, pak je boeken en planner
- Nakijken en aftekenen als je een paragraaf af hebt
- Om 15:55 bespreken we vraag 10 (12.1)
12.1
- Je omschrijft wat gezondheid is en noemt factoren die de gezondheid beïnvloeden.
- Je herkent de onderdelen van de huid en het onderhuidse bindweefsel en benoemt functies van de huid.
- Je herkent afweermechanismen bij planten.
- Je herkent en benoemt de eigenschappen van biologische landbouw.
Slide 3 - Slide
Bespreken 12.1, vraag 10
10a:
- Oorzaak: regelmatig plassen
verband:
gevolg: voorkomt blaasontsteking
b:
- Ik lees: er is een anatomisch verschil waardoor vrouwen meer kans hebben op blaasontsteking dan mannen (let op: vergelijking, dus benoem zowel mannen als vrouwen in je antwoord)
ik weet:
dus:
Slide 4 - Slide
Huid
Hoornlaag beschermt tegen beschadiging, uitdroging, infectie
Kiemlaag levende cellen die pigmentkorrels aanmaken ter bescherming tegen uv-licht
Lederhuid met zweetklieren om je lichaamstemperatuur te reguleren
Onderhuids bindweefsel met vetcellen
Slide 5 - Slide
Bescherming
Mechanisch: haren, stekels, doorns
Chemisch: stoffen die niet lekker of dodelijk zijn
Indirect: signaalstof die natuurlijke vijand aantrekt
Extra celwand
Slide 6 - Slide
12.2
- Je beschrijft hoe het lichaam ziekteverwekkers via aangeboren afweer bestrijdt.
- Je beschrijft de werking van antibiotica en de gevolgen van overmatig gebruik.
Slide 7 - Slide
Binnen is beginnen
- Telefoon in telefoontas
- Zelfwerkzaamheid, pak je boeken en planner
- Nakijken en aftekenen als je een paragraaf af hebt
- Om 12:25 bespreken we vraag 23 (12.2)
12.2
- Je beschrijft hoe het lichaam ziekteverwekkers via aangeboren afweer bestrijdt.
- Je beschrijft de werking van antibiotica en de gevolgen van overmatig gebruik.
Slide 8 - Slide
Bespreken 12.2, vraag 23
23a:
- Let op, er wordt hier om een verschil gevraagd. Benoem dus beide (fagocyten en NK-cellen) in je antwoord.
b:
- Vergelijk de werking van NK-cellen met andere soorten witte bloedcellen
Slide 9 - Slide
Niet-specifieke afweer
Fagocyten: witte bloedcellen
Herkennen ziekteverwekkers aan antigenen
Nemen ziekteverwekkers op via fagocytose, ziekteverwekker wordt met enzymen afgebroken
Slide 10 - Slide
12.3 - binas 84L
- Je beschrijft hoe in je lichaam de verworven, specifieke afweer ontstaat.
- Je beschrijft de rol van de verschillende typen lymfocyten.
- Je herkent de verschillende vormen van vaccinatie.
- Je legt uit hoe immuniteit tot stand komt.
Slide 11 - Slide
Niet-specifieke afweer
Fagocyten: witte bloedcellen
Herkennen ziekteverwekkers aan antigenen
Nemen ziekteverwekkers op via fagocytose, ziekteverwekker wordt met enzymen afgebroken
Slide 12 - Slide
Verworven afweer
Uit stamcellen in rode beenmerg ontstaan T- en B-lymfocyten
Lymfocyten binden aan antigeen één type ziekteverwekker
B-cellen: rijping in rode beenmerg, maken antistoffen
T-cellen: rijping in thymus, T-helpercellen en cytotoxische T-cellen
Slide 13 - Slide
Antigenen indringer binden aan MHC-II receptoren --> Antigeen Presenterende Cel (APC)
Slide 14 - Slide
APC bindt aan T-lymfocyt, deze deelt en vormt T-helpercellen en cytotoxische T-cellen
Slide 15 - Slide
T-helpercellen activeren B-lymfocyten en cytotoxische T-cellen
Slide 16 - Slide
Th-cellen activeren B-lymfocyten, deze vormen B-plasmacellen en B-geheugencellen
Slide 17 - Slide
Antistoffen maken indringer onschadelijk
Slide 18 - Slide
Cytotoxische T-cellen ruimen geïnfecteerde cellen op en vormen geheugencellen
Slide 19 - Slide
Immuniteit
Geheugencellen blijven achter in lymfeknopen
Bij tweede infectie starten deze vorming van juiste B- en T-cellen
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
12.4
- Je legt uit waardoor de bloedgroepen van het AB0-systeem tot stand komen.
- Je bepaalt welke bloedtransfusies bij mensen mogelijk zijn en welke niet.
- Je legt uit wat de resusfactor is.
Slide 22 - Slide
ABO-systeem
Bloedgroepen vernoemd naar antigenen
Antigeen A, B, beide of geen antigenen
Celmembranen rode bloedcellen
Slide 23 - Slide
Antistoffen in bloedplasma
Slide 24 - Slide
Bloedtransfusie rode bloedcellen
Slide 25 - Slide
Resusfactor
Resusantigeen op celmembraan
Rh- kan antistof resusantigeen maken na contact Rh+ bloed
Eerste contact weinig antiresus
Tweede contact grote hoeveelheid antiresus
Slide 26 - Slide
Resuskindje
Slide 27 - Slide
12.5
- Je beschrijft het verschil tussen een tumor en kanker en beschrijft manieren van behandelen van kanker.
- Je beschrijft de bouw en werking van virussen.
- Je legt uit hoe een allergische reacties ontstaat.
- Je legt uit wat auto-immuunziekten zijn.
Slide 28 - Slide
Binnen is beginnen
- Telefoon in telefoontas
- Zelfwerkzaamheid, pak je boeken en planner
- Nakijken en aftekenen als je een paragraaf af hebt
- Om 12:25 bespreken we vraag 60 (12.5)
12.5
- Je beschrijft het verschil tussen een tumor en kanker en beschrijft manieren van behandelen van kanker.
- Je beschrijft de bouw en werking van virussen.
- Je legt uit hoe een allergische reacties ontstaat.
- Je legt uit wat auto-immuunziekten zijn.
Slide 29 - Slide
Bespreken 12.5, vraag 60
60a:
- In de vraag staat het begrip antistoffen. Op welke manier werken antistoffen? Op welk moment in de vermeerdering van het virus kunnen ze hun taak uitvoeren?
b:
- Er wordt gevraagd naar een organel dat eiwitten maakt, denk terug aan je kennis over eiwitsynthese.
Slide 30 - Slide
Kanker
Slide 31 - Slide
Regelgenen
Surpressorgenen: voorkomen dat een cel zich deelt voordat DNA-reparatie is afgerond. Mutatie op suppressorgen verwijdert rem op celcyclus
Proto-oncogen stimuleert celgroei, door mutatie kan dit op hol slaan
Slide 32 - Slide
Epigenetica
DNA moet despiraliseren om afgelezen te worden
DNA-methylering zorgt dat DNA strak opgerold blijft, DNA-acetylering zorgt dat DNA despiraliseert
Omgevingsfactoren beïinvloeden dit
Slide 33 - Slide
Virussen
Eiwitmantel met DNA/RNA
Hecht aan receptor gastheercel
DNA/RNA in cytoplasma wordt afgelezen en virussen vermenigvuldigen
Cel dood of beschadigd
Slide 34 - Slide
Allergie
B-cellen maken antistoffen die aan antigenen hechten, fagocyten ruimen het op
Antistof hecht ook aan mestcellen, bij contact met antigenen barst deze open en komt histamine vrij, dat voor een ontstekingsreactie zorgt
Slide 35 - Slide
Auto-immuun
Lymfocyt ziet antigenen van eigen lichaamscellen als lichaamsvreemd en afweerreactie wordt ingezet
Bij transplantatie moeten HLA-antigenen op elkaar lijken
Slide 36 - Slide
Bescherming door huid
Bescherming bij planten
Niet-specifieke afweer, fagocyten
Verworven (speciefieke) afweer, T- en B-lymfocyten